Home > Natuur- en beheertypen > N05 Moerassen > N05.02 Gemaaid rietland

N05.02 Gemaaid rietland

Beheertypen N05.02 Gemaaid rietland hoort bij:

N05 Moerassen

Grote zoete wateren

Laagveen- en zeekleilandschap

Rivierenlandschap

Algemeen

Randen met oud riet, kleine ruigten, struweel en bomen op kaden, zorgen voor broedgelegenheid voor vogels en zijn belangrijk voor andere dieren zoals muizen of salamanders.

Riet (Phragmites australis) – Nationaal Park Weerribben-Wieden, De Wieden, Overijssel, Nederland, Europa

Het meeste gemaaide rietland komt voor in laagveengebieden, vaak gezamenlijk met andere moerassen. In mindere mate komt het ook voor op klei. Gemaaid rietland komt voor op natte tot vochtige bodems en staat onder invloed van oppervlaktewater. Belangrijk voor de rietgroei is enige aanvoer van voedingsstoffen via het water om er voor te zorgen dat de bodem niet te zuur wordt. Gemaaid rietland is ontstaan als typisch cultuurexponent van moeras: het riet werd gemaaid en gebonden ten behoeve van dakbedekking of op een andere manier gebruikt.

Gemaaid rietland wordt gedomineerd door riet en kan vrij rijk zijn aan mossen of moerasplanten zoals moerasvaren, kamvaren, moeraswalstro, waterzuring, watermunt, grote watereppe, moeraswederik, pluimzegge, echte koekoeksbloem en echte valeriaan. Bij een goede waterkwaliteit zijn de rietlanden soms soortenrijk met rietorchis en zelfs groenknolorchis. De oevers, rietranden en –stroken vormen biotoop voor rietvogels als kleine karekiet en insecten.

Gemaaid rietland kan, als de kragge dikker wordt, overgaan naar Veenmosrietland en moerasheide. Zonder maaibeheer en watertoevoer zal gemaaid rietland overgaan naar struweel en bos.

 

Afbakening

  • Het beheertype gemaaid rietland omvat rietvegetaties die jaarlijks gemaaid worden, waarbij het riet wordt verwijderd.
  • Tot 10% van het beheertype kan bestaan uit struweel.

 

Bron: BIJ12 Index Natuur en Landschap

Bedreigingen en kansen

Natuurlijke successie

De grootste natuurlijk ‘bedreiging’ voor dit beheertype is de natuurlijke successie. Afhankelijk van de waterkwaliteit, en of het een kragge is of op een onvergraven bodem staat, zal het zich ontwikkelen richting een ander beheertype.

  • Op kraggeland wordt door successie de kragge dikker en neemt de invloed van regenwater toe. Bij een goede waterkwaliteit kunnen deze rietlanden zich bij een wintermaaibeheer ontwikkelen tot veenmosriet/veenheide en in bijzondere gevallen tot trilveen, mits er voldoende aanvoer van basen is.
  • Gemaaid rietland op vaste bodems zal zich bij een wintermaaibeheer niet gauw ontwikkelen naar veenmosrietland of trilveen. Door de ophoping van slib en organische stof komen de rietvelden hoger en droger te liggen waardoor de rietgroei en de kwaliteit van het riet afneemt, en ruigtesoorten toenemen. Maaien en afvoeren in de zomer echter voert meer voedingsstoffen af en zorgt voor opener rietvegetatie waardoor eerder trilveen /veenmosrietland ontstaat.

Uit bevloeide gemaaide rietlanden kunnen ook trilvenen ontstaan mits de waterkwaliteit goed is. Hetzelfde geldt voor geplagde rietlanden, zeker geplagde kragges.

Moeilijk te combineren met bescherming moerasvogels

Rietteelt, waarbij het riet jaarlijks gemaaid wordt, en moerasvogels, die afhankelijk zijn van overjarige moerasvegetaties waaronder riet, gaan niet zo goed samen. Aan de andere kant zijn moerasvogels wel afhankelijk van het maaien van riet om het riet niet te veel te laten verruigen en verbossen. Deze tegenstelling betekent een lastige beheeropgave.
Veel Natura 2000-soorten als de blauwborst, purperreiger, roerdomp, rietzanger, woudaapje, porseleinhoen, snor, grote karekiet en bruine kiekendief zijn grotendeels afhankelijk van moerasgebieden met een belangrijk aandeel overjarige helofytenvegetatie.
Verschillende moerasvogels verschillen echter nogal in habitateisen. Overjarig riet (riet dat niet jaarlijks gemaaid wordt) is belangrijk voor de meeste van deze vogels.
De meest kritische soorten zijn gebonden aan overjarige waterrietvegetaties, d.w.z. hoge rietvegetaties die in winter en tot laat in het voorjaar water boven het maaiveld hebben staan. Zo zijn er soorten die hun nest bouwen op een kniklaag van oude stengels net boven het wateroppervlak (roerdomp, purperreiger, bruine kiekendief, snor en baardmannetje) en zijn er soorten als de grote Karekiet, die stevige, hoge overjarige rietstengels nodig hebben voor de bevestiging van hun nest. Als er een onderlaag van zegges tussen het riet aanwezig is dan kan deze ook worden gebruikt. Ook voor het vinden van voldoende voedsel zijn grote oppervlaktes waterriet voor deze soorten van groot belang.

Veel vogelsoorten leven echter niet bij overjarig rietland alleen:

  • Sommige vogelsoorten maken ook gebruik van lisdodde- en mattenbiesvegetaties (roerdomp en snor) en moerasbos (purperreiger) als nestbiotoop.
  • De rietzanger en de blauwborst zijn minder kritisch en bezetten ook drogere rietvegetaties zoals rietruigtes. De blauwborst heeft bovendien open bodem nodig om te foerageren.
  • Het porseleinhoen heeft juist behoefte aan jonge, open moerasvegetaties met lisdodden, zeggen, biezen of gemaaid riet van maximaal 1 meter hoog.

Hoewel overjarig riet in het algemeen de belangrijkste biotoop vormt voor moerasvogels, hebben veel moerasvogels dus ook belang bij de aanwezigheid van alle successiestadia van jong of gemaaid waterriet naar rietruigte en moerasbos. Het is daarom voor rietbewoners in gemaaid rietland belangrijk dat er gemaaid wordt om successie tegen te gaan en een mozaïek aan successiestadia te realiseren, van jong of gemaaid riet tot rietruigte en moerasbos. De kritische factor is echter het realiseren van voldoende stukken nat overjarig riet en rietruigte. Daarvoor is cyclisch maaibeheer nodig (zie Herstel en inrichting).

Herstel en inrichting

Waterpeil verhogen of maaiveld verlagen

Bij verdergaande successie (ophoging bodem door veenvorming/ plantenresten) kan rietland behouden blijven door het waterpeil te verhogen of te bevloeien. Een alternatief is het verlagen van het maaiveld door te plaggen. Pas hierbij op met het tijdstip van uitvoering van maatregelen. Er mag pas weer water op het rietveld toegelaten worden of gepompt worden als de eerste rietuitlopers verschijnen, anders verdrinken de rietplanten. Normaal “ademen” de rietplanten door de oude stengels.

Greppelen

Bij gemaaid riet op vaste bodems kan greppelen (ongeveer 10 cm) nodig zijn om water aan te voeren en regenwater af te voeren. Dit werkt alleen bij een hoog polder-/boezempeil. Bij inlaat van water wordt zo het water over het hele terrein verspreid. Zonder greppels kan, door ophoging van het maaiveld, het water bij de inlaat blijven steken.
Een interessante bijkomstigheid is dat door begreppeling een kleine gradiënt ontstaat van eutroof naar mesotroof, wat interessante vegetatie langs de greppels kan opleveren.

Stroken sparen

Om habitat te behouden voor moerasvogels, kan de beheerder stroken sparen. Kies hiervoor de natste delen uit. Deze zijn het waardevolst voor moerasvogels en geven het minste gevaar voor verruiging. Droge delen lopen bij niet jaarlijks maaien eerder vol met bos en ook neemt rietkwaliteit snel af door ophoping van strooisel. Droge gespaarde stukken zijn wel interessant voor muizen (dwergmuis, noordse woelsmuis) en andere terrestrische fauna.

Cyclisch maaibeheer

Bij cyclisch beheer wordt een perceel twee jaren gemaaid en een tot drie jaren met rust gelaten. Dit in mozaïek met percelen die in een andere fase van deze cyclus zitten. De overjarige periode hangt af van de kwaliteit van de rietvegetatie. Er wordt inmiddels in veel gebieden geëxperimenteerd met gefaseerd maaibeheer van riet. Het is daarbij belangrijk dat bij maaien de randzones en natste delen van het riet blijven staan omdat veel van de vogels hier nestelen en foerageren.

De eerste snede riet na de overjarige periode is overigens niet geschikt voor de verkoop. Naast deze relatief korte cyclus, zou het goed zijn op andere percelen ook een langere cyclus in te zetten, waardoor er ook riet tot ongeveer 10 jaar aanwezig is.

Beheercasus

Weerribben

In de Weerribben worden jaarlijks enkele hectares verdroogd en/of verbost veenmosrietland of gemaaid rietland geplagd. Dit levert mooie percelen gemaaid rietland op die commercieel ook interessant zijn voor de gebruikers. De eerste paar jaar bestaat de vegetatie bijna volledig uit een ijle rietbegroeiing, met weinig andere soorten. Dus bij het maaien hebben de gebruikers veel goed riet en weinig sluik wat ze moeten uitkammen. Door de goede waterkwaliteit, gecombineerd met de al verzuurde kragge, keren trilveen- en veenmosrietlandsoorten na enkele jaren al terug; onder andere veenmosorchis, groenknolorchis, paddenrus, kamvaren, ronde zonnedauw, klein blaasjeskruid, moerasviooltje en galigaan.

Lees meer over het beheer van Nationaal park Wieden-Weerribben.

Gerelateerde OBN onderzoeken

Helaas, geen gerelateerde OBN onderzoeken gevonden.

Gerelateerde overige publicaties

Riet en ruimte voor de roerdomp

- jan 2015

Gerelateerde activiteiten

Komende activiteiten

Helaas, geen gerelateerde activiteiten.

Afgeronde activiteiten

Helaas, geen gerelateerde activiteiten.