N06.04 Vochtige heide

Beheertypen N06.04 Vochtige heide hoort bij:

N06 Voedselarme venen en vochtige heiden

Beekdallandschap

Nat zandlandschap

H4010 – Vochtige heiden

H6230 – Heischrale graslanden

H7150 – Pioniervegetaties met snavelbiezen

Algemeen

De bodem is doorgaans vochtig of nat, vrij zuur en voedselarm en bestaat uit zand of leem. De vegetatie wordt, net als bij droge heide, gekenmerkt door dwergstruiken, waarbij gewone dophei dominant aanwezig is. Soms overheersen grassen (pijpenstrootje) of struiken als gagel. Vochtige heide is meestal arm aan soorten, maar de voorkomende soorten zijn wel karakteristiek.

Uitgestrekte Vochtige heide-vegetaties zijn in Nederland meestal ontstaan op uitgeputte bodems. Door het rooien van bomen; het plaggen of begrazen van de heide, zijn eeuwenlang mineralen afgevoerd.

Variatie binnen het beheertype is van groot belang voor karakteristieke faunasoorten waaronder warmteminnende diersoorten als adder en levendbarende hagedis en veel insectensoorten zoals het gentiaanblauwtje en spiegeldikkopje.

De biodiversiteit in deze arme landschappen is afhankelijk van de variatie in structuren. Een afwisselend voorkomen van gewone dophei, open zandige stukken, grazige en kruidige vegetaties, kleine veentjes en (plaatselijk) struweel, opslag van dennen en berken is belangrijk.

 

Afbakening

  • Het beheertype Vochtige heide omvat voor tenminste 60% vegetatie gedomineerd door dwergstruiken of pijpenstrootje.
  • Naast heide bevat dit type ook struwelen, verspreide bomen, grazige vegetaties, kleine stilstaande watertjes en kale bodem op zandige tot venige plaatsen.
  • De heidevegetatie dient voor tenminste 30% uit gewone dophei al dan niet gemengd met struikhei of kraaihei, te bestaan en enkele karakteristieke soorten bevatten: gevlekte orchis, kleine zonnedauw, ronde zonnedauw, klokjesgentiaan, moeraswolfsklauw, beenbreek, heidekartelblad, eenarig wollegras, veenpluis, witte snavelbies, bruine snavelbies, gewone en noordse veenbies, waterveenmos, rood veenmos, slank veenmos, kussentjesveenmos, week veenmos of zacht veenmos.
  • Het beheertype komt voor in het Zandlandschap.

 

Bron: BIJ12 Index Natuur en Landschap

Bedreigingen en kansen

Vooral gevoelig voor verdroging en vermesting

Vochtige heide wordt vooral bedreigd door ingrepen in de waterhuishouding, waardoor het waterpeil sterker varieert of gemiddeld lager wordt. Dit verstoort de normaal stabiele waterhuishouding die zorgt dat in zandgebieden relatief zure en voedselarme omstandigheden ontstaan. Vochtige heide is net als andere heidetypen gevoelig voor stikstofaanvoer vanuit de lucht en versnippering van heideterreinen. Directe bemesting betekent voor heide vrijwel altijd het einde.

 

Oorzaken van verdroging

Veel vochtige heiden zijn verdroogd als gevolg van ontwatering, zowel binnen natuurgebieden zelf als in het omringende landbouwgebied. De verdroging kan plaatsvinden op de locatie zelf, via de omgeving of via het grondwatersysteem. Bij een aantal vochtige heiden wordt oppervlaktewaterwater afgevoerd via drainagesloten. Er zijn ook minder goed zichtbare manieren van ontstaan van watertekorten in vochtige heiden. Op veel plekken zijn in het verleden opzettelijk ondoorlatende lagen doorbroken om de waterverliezen via infiltratie naar de ondergrond te vergroten. Op andere plaatsen zijn de ondoorlatende organische lagen door verdroging onherstelbaar beschadigd geraakt, bijvoorbeeld door een combinatie van drainage en langdurige droogte.

Er zijn nog andere oorzaken voor een versterkte waterafvoer. Ingrepen in de omgeving van vochtige zandlandschappen hebben gezorgd voor een verminderde infiltratie en dus een verminderde toevoer van lokaal grondwater naar vochtige heiden. Bos verdampt meer dan een lage vegetatie en de aanplant van met name naaldbomen in de zandlandschappen heeft dus tot minder infiltratie van regenwater geleid.

Verdroging komt vooral voor in bodems met humusarm, grof zand. Die houdt nauwelijks water vast. Een groot deel van het water dat hierop valt, zakt direct naar het grondwater. Humusrijk zand houdt veel vocht vast, waardoor perioden van droogte beter worden overbrugd.

 

Verdroging stimuleert vergrassing

De daling van de grondwaterstanden in de zomer heeft veel invloed op de vegetatie in vochtige heiden. In de verdrogende vochtige heiden zakt de grondwaterspiegel dieper weg in de ondergrond, door verminderde aanvoer van grondwater en een verminderde werking van ondoorlatende lagen. Hierdoor veranderen soortenrijke en veenmosrijke dopheivegetaties in soortenarme en veenmosarme dopheivegetaties.

In vochtige heide met een doorstroomsyteem leidt een lichte verdroging eerst tot een verminderde doorstroming, waardoor veenmosgroei vermindert en beenbreek achteruit gaat. Bij sterkere verdroging gaan ook hier de waterstanden schommelen.
Daarnaast ontstaan afbraakprocessen in de grote voorraad aan humus die in vochtige heiden met een stabiele waterstand is opgeslagen. In combinatie met de nog steeds hoge stikstofaanvoer uit de lucht zorgen deze omstandigheden voor de overheersing van pijpenstrootje ten koste van gewone dophei.

Verdroging gaat vaak ook gepaard met een voortgezette verzuring die zorgt dat plantensoorten van beter gebufferde heidebodems verdwijnen, zoals klokjesgentiaan.

 

Verzuring en vermesting in het voetspoor van verdroging

Een verminderde toevoer van grondwater kan zorgen dat de aanvoer van bufferende stoffen in vochtige heiden stopt. In drogere perioden zal daarom de basenverzadiging verder dalen. In het winterhalfjaar kan verzuring optreden, omdat de buffering van de zuurgraad met calcium en magnesium uit de bodem vermindert.

Het verder wegzakken van de waterstand in de zomer heeft twee belangrijke gevolgen:

  • door oxidatie van zwavel, ammonium, ijzer en mangaan zal verzuring optreden;
  • De beschikbaarheid van stikstof en fosfaat neemt op korte termijn af, zodat de bodem armer wordt aan essentiële voedingsstoffen voor fauna en flora.

Aan de andere kant kan organisch materiaal sneller afbreken, vooral in bodems die niet verzuren, en zal bij sterke verdroging juist vermesting optreden.

 

Achteruitgang diersoorten van vochtige plekken

In vochtige heide vormt de verdrogingsproblematiek een belangrijk knelpunt voor dieren. De eitjes van diverse sprinkhaansoorten, zoals de moerassprinkhaan, vereisen een overwegend vochtige omgeving om te overleven. Het heideblauwtje is tegenwoordig eveneens beperkt tot vochtiger heiden, hoewel het vroeger ook veel op droge heide voorkwam. Ook een aantal soorten reptielen krijgt problemen bij verdroging. Levendbarende hagedissen verliezen te veel vocht onder langdurig droge omstandigheden, waardoor de groeisnelheid en activiteit afnemen. Voor het zeldzame gentiaanblauwtje is ook overstroming in de zomer een bedreiging, door zware buien of te snelle vernatting.

 

Stikstofdepositie

Vochtige heiden zijn net als droge heiden gevoelig voor de aanvoer van extra stikstof vanuit de lucht. Dit leidt tot versterkte verzuring via de ophoping van ammonium. Dit geldt in het bijzonder voor veenmosrijke heide, omdat daar de fosfaatbeschikbaarheid vaak iets groter is door de stabielere waterstand. Ook de hoeveelheid organisch materiaal is er groter. De verhoging van het stikstofgehalte maakt dat het opgehoopte organische materiaal makkelijker afbreekt waardoor de opgeslagen voedingsstoffen vrijkomen.

Vochtige heiden kunnen onder invloed van hoge atmosferische stikstofdepositie in korte tijd dichtgroeien met pijpenstrootje. Bij iets lagere stikstofdeposities wordt de vochtige heide wel soortenarmer, doordat verzuringsgevoelige soorten verdwijnen.

Herstel en inrichting

Herstel van waterhuishouding is cruciaal

Herstel van de waterhuishouding staat vaak centraal bij herstel van de vochtige heide. Door de invloed van het grondwater wordt ook verzuring tegen gegaan.

Vaak is een hydrologische studie nodig om hier enig zicht op te krijgen of de waterhuishouding in een gebied vooral is aangetast door lokale of regionale ingrepen. Lokale oorzaken voor verdroging zijn bijvoorbeeld de aanleg van ontwateringsgreppels en waterschapsleidingen of aantasting van het reliëf (doorsnijding van dekzandruggen) en in mindere mate lokale bosopslag in de vochtige heide. Regionale oorzaken zijn ontwatering en/of een toegenomen verdamping in de gebieden die grenzen aan de vochtige heide., zoals drainage voor landbouw of woningbouw, drinkwaterwinning, aanleg van diepe zand- en grindwinningen en grootschalige bosaanplant op voormalig heideterrein. Indien de verdroging vooral regionale oorzaken kent, is overleg met de bijvoorbeeld boeren, waterbeheerders en gemeenten nodig om vast te stellen in hoeverre vernatting van heide weer mogelijk is. Als er weinig mogelijkheden zijn, is het wellicht beter om de doelstelling voor het gebied bij te stellen en een droge heide met lokaal en tijdelijk vochtige plekken na te streven.

 

Water in sloten opstuwen of sloten dempen

Drainage via sloten zorgt voor verstoring van de stabiele maar dynamische watersysteem van de inzijggebieden van vochtige heiden, waar regenwater inzijgt in de bodem en vervolgens afstroomt naar het grondwater. Sloten voeren water af, maar bergen ook water, wat voor sterkere verdamping zorgt. Sloten ontwateren het grondwatersysteem, maar op korte afstand ervan zal de grondwaterstand juist vrij stabiel zijn. Sloten worden bovendien soms door ondoorlatende lagen heen gegraven, waardoor ze als lek kunnen fungeren.

Waterafvoer via sloten kan worden tegengegaan door het waterpeil in de sloot op het gewenste niveau vast te stuwen. Voordeel van een regelbare stuw is dat in tijden van neerslagextremen in het zomerhalfjaar ook water afgelaten kan worden. Waterberging is tegen te gaan door sloten te dempen of ondieper te maken. In kleine grondwatersystemen heeft zelfs het dempen van een enkele ondiepe greppel soms al een flinke vernatting tot gevolg. Lekkage kan worden verholpen door de aanleg van een nieuwe ondoorlatende laag van bijvoorbeeld leem of zwartveen. Dit kan ook worden toegepast in gebieden waar door andere redenen ondoorlatende lagen zijn doorbroken.

 

Verdamping verminderen

De mate van verdamping van een bodem met vegetatie neemt toe in de volgende volgorde: stuifzand – humusarme heide – humusrijke heide – loofbos – naaldbos. De waterlevering naar de ondergrond kan dus sterk worden gestimuleerd door sterk verdampende vegetaties om te vormen in minder verdampende vegetatie of via het verwijderen van organisch materiaal. Het effect van de omvorming van vegetatie hangt vooral af van het grondwatersysteem. Op gebiedsniveau is eerst een zorgvuldige studie vereist om de effecten van het verwijderen van bos, bosopslag en organische bodems te kunnen inschatten. Het herstelbeheer gaat dan over in inrichtingsmaatregelen.

In kleine systemen met een ondoorlatende laag kunnen lokale vegetatieomzettingen zeer effectief zijn. Plaggen is in deze systemen een reguliere maatregel en dat geldt ook voor het verwijderen van bosopslag zo lang dit een onderdeel is van een herstelplan met meerdere maatregelen. Voor meer regionale systemen zullen ook grootschalige omvormingen nodig zijn. Daar is vooronderzoek of een deskundigenadvies nodig.

 

Vernatting faseren en peil ‘natuurlijk’ houden

Het vasthouden van het water is in de vochtige heide een herstelmaatregel die met de nodige voorzichtigheid moet worden toegepast. Het grondwater kan in vochtige heide namelijk periodiek wel boven maaiveld komen, maar wanneer het stagneert, gaat dat ten koste van de kenmerkende vegetatie en fauna.

Een snelle verhoging van het grondwaterpeil kan ook negatieve gevolgen hebben voor de fauna, bijvoorbeeld voor het gentiaanblauwtje en de knoopmieren waar deze vlinder van afhankelijk is. Op sommige plaatsen zijn adders lokaal verdwenen, doordat hun overwinteringsplekken overstroomden als gevolg van een plotselinge peilopstuwing.

Met een geleidelijke vernatting is zulke schade aan flora en fauna te voorkomen. Het beste is de peilverhogingen zo te faseren dat op de meest gevoelige plekken een jaarlijkse peilverhoging van hooguit enkele centimeters optreedt. Daarnaast is het belangrijk dat de vernattingsmaatregelen niet leiden tot een verstoring van de natuurlijke peilfluctuatie. Het is normaal dat in vochtige heiden in het zomerseizoen enige oppervlakkige uitdroging optreedt; men hoeft dit niet te compenseren door het opstuwen van water.

 

Afvoerputjes wegnemen

Heidevelden zijn vaak verdroogd, doordat de laagste delen van het landschap in agrarisch gebruik zijn genomen en zijn ontwaterd. Die fungeren als ‘afvoerputjes’ en zorgen voor een sterke drainage in de aangrenzende heide plaats. Bij eventuele aankoop van landbouwgebieden langs vochtige heidereservaten verdienen deze laag gelegen landbouwgronden dan ook de voorkeur, ook als er op die gronden weinig mogelijkheden zijn om waardevolle natuur te herstellen. Het verwijderen van zulke ‘afvoerputjes’ is de beste manier om regionale verdroging teniet te doen.

 

Alternatieven voor plaggen

Plaggen is een zeer rigoureuze maatregel en dient dan ook met veel reserve te worden uitgevoerd. Plaggen leidt niet tot soortenrijke natte heide. Vaker keert een soortenarme, door pijpenstrootje gedomineerde heide weer terug. Grootschalig plaggen is dan ook niet wenselijk. De voorkeur gaat uit naar een combinatie van maatregelen, waaronder maaien en branden in combinatie met begrazen en chopperen. De keuze van de maatregel zal per locatie moeten worden afgewogen. Onderzoek hiernaar is gaande (zie het rapportDrukbegrazing en chopperen als alternatieven voor plaggen van natte heide). Kleinschalig kan plaggen wel ingezet worden om de vergrassing met pijpenstrootje te doorbreken.

 

Verzuurde vochtige heide bekalken na plaggen

Als er in de vochtige heide slecht gaat met plantensoorten die afhankelijk zijn van een lichte buffering, kan worden overwogen om deze buffering te herstellen. Voorbeelden van dergelijke soorten zijn beenbreek, klokjesgentiaan, blauwe zegge en heidekartelblad.

Via het bekalken van afgeplagde heidebodem met 1-2 ton kalk per hectare kan de buffering van vochtige heide bij de huidige zuurdepositie voor zeker meer dan tien jaar aanhouden. Bekalken is te overwegen in vochtige heiden die zijn verzuurd, met uitzondering van venige situaties vanwege het risico van veenoxidatie. Of toediening van steenmeel bij verzuring de voorkeur verdient boven bekalking wordt nog onderzocht.

Bekalken heeft twee voordelen:

  • het voorkomt dit sterfte van bijvoorbeeld klokjesgentiaan en bremsoorten door ammoniumvergiftiging, omdat de combinatie van veel ammonium en een zure bodem dan niet op zal treden;
  • de lichte buffering zorgt ervoor dat ammonium wordt omgezet in nitraat en vervolgens afgevoerd naar het grondwater, waardoor stikstof verdwijnt uit de heidebodem.

Toevoegen van steenmeel als herstelmaatregel in droge en natte heide

Het toedienen van bufferstoffen in de vorm van silicaat-steenmeel blijkt op basis van 3-jarige veldexperimenten succesvol te zijn. Na toediening van verschillende soorten steenmeel werd een toename in de bodembuffering (meer basische kationen, minder Al) gemeten, verbeterde de chemische samenstelling van de vegetatie en werd een licht positieve verandering in de soortensamenstelling gemeten. Steenmeel heeft daarmee op korte termijn zeker potentie als herstelmaatregel van verzuurde heide. Tegelijk is echter ook duidelijk dat het toedienen ervan maatwerk is. Inzicht in de nutriëntenstatus, de bodemsamentelling en in de beoogde vegetatie zijn noodzakelijk om tot een goed onderbouwd advies te komen. Ondertussen wordt hard gewerkt om steenmeeltoepassing van een experimentele maatregel tot een breed toepasbare herstelmaatregel te ontwikkelen. Momenteel is er bijvoorbeeld nog niets bekend over de (middel)lange termijneffecten, en kan niet worden uitgesloten dat het gebruik van steenmeel in enkele situaties negatief kan uitpakken. Om deze stap van experiment naar praktijkmaatregel te kunnen zetten, is het uitvoeren van goed gevolgde en onderbouwde grootschalige veldproeven essentieel. Hierbij kan in verzuurde droge heide al op praktijkschaal worden getest.

Nieuwe natuur

Ontwikkeling van nieuwe natuur met vochtige heide is mogelijk in veel natte randzones van het droge zandlandschap, die in het verleden ontwaterd zijn en in agrarisch gebruik genomen en nu zones weer deels worden omgezet in natuur in het kader van de uitbreiding van het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Denk bijvoorbeeld aan het Wisselse Veen langs de Veluwe en het Plan Goudplevier in Drenthe.

Door bij de inrichting te werken op basis van een vooronderzoek, een goede kennis van het gebied en een goed inzicht in de waterhuishouding, de grondwatersamenstelling en de mate waarin fosfaat in de bodem is doorgedrongen, kan veel van de vergane glorie worden hersteld. Als de waterhuishouding kan worden hersteld, liggen er vaak goede mogelijkheden om nieuwe vochtige heide te krijgen. Er is een voedselarme uitgangssituatie te scheppen door het afgraven van de voedselrijke toplaag tot een niveau waar de beschikbaarheid van fosfaat minder dan 200 micromol per gram drooggewicht is. Afhankelijk van de hoeveelheid en de samenstelling van het kwelwater krijgen verschillende natuurtypen nieuwe kansen: vochtige heide, hoogveen, heischraal grasland, blauwgrasland of dotterbloemhooiland. Vaak zullen er zoneringen van zulke vegetaties ontstaan.

Beheercasus

Heideontwikkeling op landbouwenclave Noorderveld

Een groot deel van de beoogde uitbreiding van zowel droge als vochtige heide moet worden gerealiseerd op uit productie genomen landbouwgronden en over de effectiviteit daarvan is nog weinig bekend. Vanaf 2011 is gestart met het omvormen van een landbouwenclave Noorderveld in het Dwingelderveld tot natuurgebied door het afvoeren van de met nutriënten verrijkte bovenlaag van de oorspronkelijke slenken en het dichtmaken van de sloten. De resultaten zijn gepubliceerd in het rapport ‘Praktijkproef heideontwikkeling op voormalige landbouwgrond in het Noordenveld‘.

 

Herstelbeheer vochtige heide op landgoed Staverden

In 1991 is op het landgoed Staverden geplagd en zijn antiverdrogingsmaatregelen genomen om de soortenrijke natte heide van het ‘Verbrande Bos’ te herstellen. Op 8 september 2010 werd tijdens de Veldwerkplaats Herstelbeheer van soortenrijke natte heide gekeken wat de langetermijneffecten van dergelijke maatregelen zijn. De belangrijkste boodschap is dat je niet moet kijken op postzegelniveau, maar naar het gehele landschap met z’n hoogteverschillen en klei, zand en/of leem in de ondergrond. Ook moet je je niet blind staren op slechts één soort.

 

Gerelateerde OBN onderzoeken

Steenmeelgift droge natte heide

- jan 2023

Herkolonisatie bedreigde insecten nat zand

- jan 2021

Praktijkproef heideontwikkeling op voormalige landbouwgrond in het Noordenveld – Dwingelderveld

- jan 2020

Alternatieven voor plaggen van natte heide

- jan 2018

Gerelateerde overige publicaties

HANDREIKING voor de omvorming van voormalige landbouwgronden naar schrale natuur

- jul 2023

Stikstofgevoeligheid en maatregelen op de Utrechtse heuvelrug vergeleken met de Veluwe

- jun 2022

Advies ‘Herstel Koningsdiep’

- jan 2015

Gerelateerde activiteiten

Komende activiteiten

20 mrt 2025Veldwerkplaats

Bodembiologie

Afgeronde activiteiten

18 jan 2024Webinar

Selecteren van zaden: hoe voorkomen we floravervalsing?

23 nov 2023Webinar

Grip op beekslib

19 okt 2023Webinar

De ene braam is de andere niet