N06.05 Zwakgebufferd ven

Beheertypen N06.05 Zwakgebufferd ven hoort bij:

N06 Voedselarme venen en vochtige heiden

Nat zandlandschap

H3110 – Zeer zwakgebufferde vennen

H3130 – Zwakgebufferde vennen

Algemeen

Rond de vennen komen doorgaans droge en natte heide en soms kleine zeggenvegetaties of blauwgrasland voor. Het water is voedselarm, een beetje gebufferd en is daarom niet echt zuur. De oorzaken voor de lichte buffering, in een zure omgeving, zijn verschillend. De buffering kan veroorzaakt worden door stroming van water. Zwak gebufferd ven kan liggen in een slenk die de winter de afvoer van het water uit de heidevelden verzorgt of er kan een bovenloopje door het ven stromen. Andere oorzaken zijn het toestromen van grondwater of de aanwezigheid van een lemige bodem. Het aantal zwakgebufferde vennen is in het verleden groter geweest, door menselijk gebruik van de vennen werd de bodem opgewoeld. Bij opwoelen van de bodem lossen mineralen uit de bodem op in het water, hierdoor wordt het water gebufferd. Schapen werden in de vennen gewassen en er werd regelmatig in de vennen gezwommen. Door deze buffering onderscheidt het zich van zure vennen; verlanding naar hoogveen wordt door de buffering afgebroken. De buffering uit zich in een ijle, veelal uit zeldzame planten bestaande vegetaties. Kenmerkende soorten zijn waterlobelia, oeverkruid, ongelijkbladig fonteinkruid, pilvaren, moerashertshooi, veelstengelige waterbies, grote en kleine biesvaren. Zwakgebufferde vennen worden nu vooral aangetroffen in open heidelandschappen van de hogere zandgronden in het oosten, midden en zuiden van het land. Zwak gebufferde vennen verzuren snel door verdroging en luchtverontreiniging. Bij verdroging wordt  de invloed van regenwater zo groot  dat een ven sneller verzuurd. Nationaal zijn zwakgebufferde vennen schaars verspreid over Nederland. Gezien de kenmerkende vegetaties en libellen die aan dit beheertype gebonden zijn heeft Nederland op zowel nationaal als internationaal niveau een grote verantwoordelijkheid om dit beheertype in stand te houden.

 

Afbakening

  • Het beheertype Zwakgebufferd ven omvat wateren die gekarakteriseerd worden door vegetaties met waterlobelia, oeverkruid, ongelijkbladig fonteinkruid, pilvaren, moerashertshooi, veelstengelige waterbies, grote of kleine biesvaren.
  • Het beheertype komt voor in het Zandlandschap.
  • Het water is matig tot zwak zuur en arm aan fosfaten en stikstof, de bodem bestaat overwegend uit zand.

 

Bron: BIJ12 Index Natuur en Landschap

Bedreigingen en kansen

Bedreigingen in zwak gebufferde vennen

Zwak gebufferde vennen worden bedreigd door vermesting, verzuring en veranderingen in de waterhuishouding. Het venwater en de venbodem zijn van nature arm aan voor planten beschikbare koolstof (C), stikstof (N) en fosfaat (P). Een kleine toename van deze stoffen leidt al tot achteruitgang van de natuurwaarden door een afname van de interne variatie. Uiteindelijk verdwijnen vaak hele kenmerkende elementen van de vegetatie uit een ven, zoals drijftillen of vegetaties met isoëtide waterplanten.

Impressie van de successie in oeverkruidvennen (zwak gebufferd water) en de belangrijkste natuurwaarden in de diverse stadia. Uitgegaan is van een ven in het oorspronkelijke,halfnatuurlijke heidelandschap.
Bron: Brouwer, E. et al, (2009), Effectiviteit van herstelbeheer in vennen en duinplassen op de middellange termijn

 

Vermesting

Stikstofverrijking vindt in vennen hoofdzakelijk op twee manieren plaats: via de lucht en via het grondwater. Dat laatste gebeurt vooral via uitspoeling van nitraat uit landbouwgronden en bossen en heeft vaak ontijzering, verzuring en sulfaatbelasting van het grondwater tot gevolg.

Fosfaatverrijking vindt meestal plaats door aanvoer van fosfaatrijk water uit landbouwgebieden. Ook kan de hoeveelheid fosfaat in het water toenemen door uitwerpselen van grote hoeveelheden watervogels of grote grazers. Daarnaast kan vermesting door aanvoer van sterk gebufferd oppervlaktewater of vrijkomen van fosfaat uit de waterbodem (als gevolg van hoge waterstanden of het wegvallen van ijzeraanvoer) de oorzaak zijn.

Vermesting leidt tot overheersing van een beperkt aantal soorten, tot het dichtgroeien van het ven vanuit de oever en tot de vorming van een sliblaag op bodem en oevers.

 

Verzuring

Verzuring vond in het verleden vooral plaats door zure regen. Vooral de zeer zwak gebufferde vennen zijn daardoor zwaar getroffen: in het merendeel van deze vennen is een deel van de flora en fauna vrijwel geheel verdwenen.

Het fenomeen ‘zure regen’  is de laatste decennia sterk afgenomen. Herstel blijft echter beperkt door de toevoer van zuur water uit de omgeving (het ‘inzijggebied’).

De hoeveelheid zure regen en de atmosferische depositie van zwavel zijn sterk afgenomen gedurende de laatste decennia. Dat heeft goed uitgepakt voor de vennen. In verzuurde vennen is de zuurgraad weer met een halve tot hele eenheid gestegen. Door de afname van zwavel neerslag is in veel vennen ook de voorraad geaccumuleerd zwavel al sterk afgenomen. Hierdoor treden er minder extreme pH-schommelingen op in perioden dat de vennen (deels) droogvallen. Er treedt dus al een gedeeltelijk natuurlijk herstel op, al belemmert de sliblaag in deze vennen een compleet herstel. Meer hierover is te lezen in het rapport over herstelbeheer in vennen.

 

Wijzigingen in de waterhuishouding en ijzerhuishouding

Er zijn vennen met een stabiele waterstand en vennen met een wisselende waterstand. Bij die laatste groep is naast verdroging ook vernatting (met het oog op het warmer en natter worden van ons klimaat) een steeds groter risico.
Verdroging kan bijvoorbeeld optreden door verminderde grondwatertoevoer. Dat leidt tot lagere waterstanden in de zomer, waardoor verzuring optreedt. Ook gaan daardoor grondwaterafhankelijke vegetaties op de oever achteruit, evenals het aandeel ondergedoken waterplanten. Daarnaast kunnen drijftillen verloren gaan. De soortenrijkdom zal bovendien afnemen doordat gradiënten in de waterkwaliteit zullen vervagen bij een afnemende toevoer.

Die afname kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van verminderde kweldruk na bosaanplant: als er meer bomen zijn, neemt de verdamping toe. Andere veel voorkomende oorzaken van verdroging zijn grondwaterwinning en ontwatering. Herstel van de waterhuishouding is maatwerk, dus in elke situatie moet goed worden gekeken wat de wenselijke ingrepen zijn.

Essentieel voor zwak gebufferde vennen is een goed functionerende ijzerhuishouding. Als de grondwatertoevoer afneemt, zorgt dat er ook voor dat er minder ijzer beschikbaar is. De ijzerconcentraties moeten dus in vennen met een wisselende waterstand ook nauwlettend in de gaten worden gehouden.

 

Inheemse en uitheemse plaagsoorten

In toenemende mate vormen invasieve planten en dieren een bedreiging voor de natuurwaarde van zwak gebufferde vennen. Watercrassula kan vennen op voormalige landbouwgrond overwoekeren en andere soorten verdringen. De zonnebaars vormt een bedreiging voor inheemse fauna. Ook kunnen grote aantallen broedende of pleisterende ganzen het water sterk vermesten met hun uitwerpselen.

 

Broeikaseffect

Een nieuwe mogelijke bedreiging is de toename van kooldioxide in de atmosfeer en het daaraan gekoppelde broeikaseffect. Een verhoogde kooldioxideconcentratie leidt tot minder schaarste aan koolstof in het venwater. Dit kan nadelig zijn voor hieraan aangepaste waterplanten, zoals isoëtiden, maar voordelig voor andere ‘zachtwatersoorten’. Het is denkbaar dat sommige van deze soorten zich in de toekomst als gevolg van de opwarming zullen terugtrekken naar het noorden. Verder ziet ook de toekomst voor de soms rijke venbegroeiingen op ijsbaantjes er door de klimaatverandering somber uit. De ijsbaantjes zullen bij een temperatuurstijging steeds meer in onbruik raken.

 

Kans: Inrichting nieuwe plassen

Een nieuwe kans voor de flora en fauna van vennen doet zich voor bij zand- en grindwinningen. Dankzij hun grondwatervoeding en afmetingen zijn de plassen die in zulke gebieden zijn ontstaan vaak arm aan fosfaat en koolstof. Een deel van die plassen is zuur of zwak gebufferd. Spontane vestiging van onder meer knolrus, gesteeld glaskroos, duizendknoopfonteinkruid, vlottende bies en zelfs drijvende waterweegbree is er al waargenomen. Wanneer de oevers vlakker en onregelmatiger worden afgewerkt, kan zich hier een completere venflora ontwikkelen. Dankzij de koolstof- en fosfaatarmoede zijn ook de perspectieven voor de lange termijn hier goed.

Herstel en inrichting

Buffercapaciteit op orde

Voor herstel  van zwak gebufferde vennen is het noodzakelijk dat de buffercapaciteit en ijzerhuishouding op orde zijn. Ook goede grondwaterkwaliteit en -kwantiteit zijn van groot belang. Gradiënten in waterkwaliteit moeten worden hersteld of gestimuleerd, om op die manier te zorgen voor een zo groot mogelijke biodiversiteit.

De verschillende vormen van aantastingen treden in vennen vaak in gecombineerde vorm op. Voor maatregelen op maat is eerst een goede diagnose van de problemen nodig. Daarnaast is het van belang de nog aanwezige waardevolle natuurwaarden te inventariseren.

Om de juiste diagnose te kunnen stellen en de maatregelen te kiezen die daarbij passen, is een vennensleutel ontwikkeld. Met de sleutel kunnen beheerders het ventype vaststellen, de aantasting en oorzaken analyseren en de juiste beheers- en herstelmaatregelen bepalen.  De website geeft ook informatie over ecologische sleutelprocessen die in vennen plaatsvinden.

 

Verwijderen van de sliblaag

Een veel toegepaste herstelmaatregel in vennen is het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de sliblaag. Het verwijderen van slib heeft pas zin als tegelijkertijd wordt voorkomen dat het ven daarna niet meteen weer gaat vermesten of verzuren. Het is belangrijk de modderlaag tot op de minerale zandbodem of de vaste veenbodem te verwijderen zonder daarbij de vorm van het ven aan te tasten of het ven te verdiepen.

Hoe dit verwijderen in zijn werk gaat (geheel of gedeeltelijk,nat of droog,gefaseerd of in één keer) moet worden afgestemd op de aanwezige natuurwaarden. De sliblaag kan van belang zijn voor de buffering, dus rigoureus verwijderen is niet altijd de beste optie. Gradiëntversterkende elementen, zoals ondiepten en helofytenvelden, moeten bovendien niet zonder meer worden verwijderd.

 

Peilfluctuaties

Een groot deel van de zwak gebufferde kent een vrij grote, jaarlijkse peilfluctuatie. Dit droogvallen heeft een natuurlijk zuiverende werking. Stikstof dat in de onderwaterbodem is vastgelegd, in de vorm van ammonium, wordt bij droogval omgezet in nitraat. Beide vormen van stikstof hebben een vermestende werking, maar als de waterstand weer stijgt zal een deel van het nitraat worden omgezet in gasvormig stikstof en verdwijnen naar de atmosfeer. Vooral in niet-zure vennen met een glooiende minerale bodem kunnen peilfluctuaties worden ingezet om stikstof op die manier uit het venmilieu te verwijderen, zoals ook te lezen is in het OBN-rapport ‘Vennen in een veranderend klimaat’.

Schematisch overzicht van de effecten van tijdelijk droogvallen op de fosforcyclus (links) en op stikstofverliezen (rechts). Onder natte condities wordt fosfor gemobiliseerd, terwijl droogval leidt tot een immobilisatie van fosfor. Droogval leidt tot nitrificatie van ammonium in de geoxideerde toplaag van de bodem. Het nitraat kan uitspoelen naar de diepere anaerobe bodem waar het wordt gedenitrificeerd tot stikstofgas.
Bron: Smolders et al. (2006).

Plaggen van de oever

Een belangrijk deel van de flora en fauna van vennen is afhankelijk van de oeverzone, het gedeelte tussen de laagwaterlijn en de hoogwaterlijn. Door de periodieke overstroming en door de voedselarme omstandigheden, is er van nature vaak een open vegetatiestructuur op ten minste een deel van de oever. Vooral door vermesting zijn van oorsprong voedselarme oeverdelen dichtgegroeid. Door deze plantengroei (inclusief de voedselrijke toplaag van de bodem) te verwijderen, oftewel te plaggen, kan de voedselarme situatie worden hersteld. Er zijn ook zeldzame dieren, planten en paddenstoelen die juist afhankelijk zijn van de ruigere delen van de oever. Een goede afweging tussen het belang van de huidige natuurwaarden en de noodzaak tot plaggen is dus altijd nodig. Om het verlies van gradiënten en fauna tegen te gaan, verdient het de voorkeur om kleinschalig en gefaseerd te plaggen. Als bij een ven ook het waterpeil wordt hersteld, moet dat gebeuren voorafgaand aan het plaggen.
Meer hierover is te lezen in het ‘Preadvies kleine ecotopen in de hydrologische gradiënt’.

 

Herstel buffering inzijggebied

In vennen die hun buffering ontvingen van contact met beekwater is dit contact vaak verbroken door de toenemende voedselrijkdom van het water. Indien de waterkwaliteit van het beekwater voldoende kan worden hersteld, kunnen op deze manier ook vennen en venreeksen met zwak gebufferd water weer worden hersteld.  Een wat zwakkere  buffercapaciteit van het ven kan ook worden hersteld door bekalking van venoevers of inzijggebied. Daarvoor moet de bodem schaars begroeid of onbegroeid zijn, zoals in heide- en stuifzandgebieden. Bij te veel begroeiing moet er eerst worden geplagd. Stuifzand kan zelf ook bijdragen aan buffering. Door vegetatie vastgelegd stuifzand is weer aan het stuiven te krijgen door het verwijderen van de vegetatie in een voldoende groot gebied.

 

Herintroductie

De verspreiding van soorten van ven tot ven verloopt voor waterplanten vaak zeer moeizaam, vooral bij geïsoleerd liggende vennen. Wanneer een soort verdwenen is, maar de standplaatscondities wel volledig kunnen worden hersteld, valt herintroductie te overwegen. Dit geldt met name voor soorten die de herstelmaatregelen ondersteunen, zoals oeverkruid of andere isoëtiden. Deze soorten doorluchten  de bodem en zorgen daarmee voor een voedselarmer milieu.

 

Begrazen

Begrazing kan de opslag van oevergewassen en struweel tegengaan en dus bijdragen aan succesvol venherstel. Er kunnen ook negatieve effecten aan verbonden zijn, zoals bemesting van het water door  grazers die bij warm weer de hele dag in het ven staan. Vennen met verlandingsstadia, drijftillen en oevers met hoogveen- of trilveenplanten zijn bovendien zeer gevoelig voor betreding. Bij begrazingsbeheer in dergelijke situaties is uitrastering noodzakelijk om verlies van natuurwaarden te voorkomen.

Beheercasus

Huis ter Heide

Op het landgoed Huis ter Heide bij Tilburg wordt door Natuurmonumenten de watercrassula bestreden. Watercrassula vormt een toenemend probleem in natuurgebieden. Deze invasieve exoot kan in ondiepe wateren en op oevers dichte vegetaties vormen en daarbij de biodiversiteit zeer nadelig beïnvloeden. Het vormt een grote bedreiging voor de inheemse water- en oeverplanten, zoals waterlobelia, oeverkruid en moerashertshooi. Vooral voor de natuurwaarde van zwak gebufferde wateren vormt dit een groot probleem omdat de karakteristieke soorten hier weggeconcurreerd worden. Watercrassula kan snel talrijk worden als het al aanwezig was of uit vestiging van elders. Vaak wordt de soort te laat opgemerkt, ook omdat hij niet altijd herkend wordt. Bestrijding is lastig als de crassula eenmaal talrijk aanwezig is. Daarom zijn het tijdig ontdekken, het tegengaan van verspreiding en een snelle bestrijding van groot belang.

De bestrijding bestaat uit vier stappen: het voorkomen van verspreiding, het vroegtijdig ontdekken en het bestrijden van eerste vestigingen, het bestrijden van lokale kleine populaties en het beheersen.

Op Huis ter Heide wordt de woekeraar bestreden door oevers af te graven en te bekleden met folie. Door het water af te dekken of een verduisteringsmiddel aan het water toe te voegen, wordt de crassula onder water aangepakt. Daarnaast wordt met diverse maatregelen, zoals vliegers in de vorm van een roofvogel, geprobeerd te voorkomen dat watervogels het plantje verspreiden.

Lees meer in het praktijkadvies Watercrassula.

Gerelateerde OBN onderzoeken

Monitoring vennenflora 2023

- jan 2023

Monitoring van zonnebaarsbeheer – wegvangen en introductie van snoeken

- jan 2020

Kwantificering van ecologisch relevante kwelfluxen voor grondwaterafhankelijke habitattypen in beekdalen

Achteruitgang van kenmerkende diersoorten in vennen

Gerelateerde overige publicaties

Systeemgerichte bestrijding van watercrassula

- jan 2017

Deskundigenadvies Oostelijke witsnuitlibel in de Catspoele

- jan 2014

Gerelateerde activiteiten

Komende activiteiten

20 mrt 2025Veldwerkplaats

Bodembiologie

Afgeronde activiteiten

Helaas, geen gerelateerde activiteiten.