N07.02 Zandverstuiving
Algemeen
Na karakteristieke pionierstadia met algen en buntgras ontstaan meestal mosrijke stadia gevolgd door korstmosrijke stadia (korstmossteppe). Bij verdergaande successie ontstaan droge, open vegetaties met zandstruisgras of fijn schapengras, stuifzandheiden en open dennenbossen. Uitstuiving tot op het grondwater komt voor, in deze valleitjes kunnen pionierbegroeiingen van vochtige bodems voorkomen. Deze vochtige elementen zijn door verdroging van de zandgronden, zeer schaars geworden.
De jonge zandverstuivingen zijn vanaf de middeleeuwen veelal ontstaan door een te intensief gebruik. Hierdoor is zand bloot komen te liggen en is het zand gaan stuiven. Uitbreiding van de zandvlakten kon plaatsvinden door grootschalige verstuivingen. Pas aan het einde van de 19e eeuw slaagde men erin het stuifzand grotendeels vast te leggen door de aanplant van naaldbos.
Zandverstuivingen zijn in de loop der jaren sterk in omvang en kwaliteit achteruit gegaan. Depositie van stikstof stimuleert de groei van algen en sommige mossen en versnelt de successie van pionierbegroeiingen naar soortenarme droge graslanden en struweel.
De mate van biodiversiteit is vooral afhankelijk van een afwisseling en overgangen van kaal zand, korstmosbegroeiingen en droog open grasland. Voor sommige kenmerkende dieren is het in de nabijheid voorkomen van heide, struweel of bos van groot belang.
De korstmosstadia in zandverstuivingen herbergen een grote diversiteit aan zeldzame korstmossen. Zandverstuivingen zijn eveneens belangrijk voor mossen, vogels, reptielen en ongewervelden. Hoewel niet bijzonder rijk aan fauna kent het wel een aantal specifieke soorten. Voorbeelden zijn kleine heivlinder, aardbeivlinder, blauwvleugelsprinkhaan en zandoorworm en broedvogels als duinpieper en boomleeuwerik. Reptielen als zandhagedis komen eveneens veelvuldig voor in zandverstuivingen.
Afbakening
- Het beheertype Zandverstuiving bestaat uit tenminste 50% uit onbegroeid stuivend zand, mos of korstmosbegroeiingen en droog grasland met buntgras.
- De overige delen bestaan uit heide, grasland met bochtige smele en/of boomgroepen zoals kleine met bomen begroeide forten.
- Het beheertype is in het Zandlandschap gelegen. Kaal zand in de duinen behoort bij de beheertypen Open duin of Strand en embryonaal duin.
Bron: BIJ12 Index Natuur en Landschap
Bedreigingen en kansen
Afname kaal zand en verstuiving
Zonder beheer zouden open, actieve stuifzanden in de komende vijftig jaar in Nederland verdwijnen. Dit leidt tot verlies van diversiteit aan successiestadia en de daarvoor karakteristieke soorten. Niet alleen het oppervlak kaal zand neemt af, maar ook het oppervlak aan pioniervegetatie. Wanneer in een stuifzandgebied geen kaal zand meer over is, worden de jongste vegetatietypen uit de reeks niet meer gevormd. De hieraan gebonden karakteristieke soorten gaan dan ook achteruit.
Afname kwaliteit van successiestadia
Door:
- Opslag van grove den
- Het massaal voorkomen van het invasieve mos grijs kronkelsteeltje, dat dikke mostapijten vormt op plekken waar anders korstmossenvegetaties zouden voorkomen
- Bodemverzuring
- Verstoring van de stikstof-fosfaatbalans in planten en bodemleven met als gevolg een afname van de voedselkwaliteit van voedselplanten voor faunasoorten.
Verkleining en versnippering
Met de afname van het oppervlak neemt de kans dat karakteristieke soorten lokaal verdwijnen toe. Ook de kans op hernieuwde vestiging uit andere gebieden neemt hierdoor af.
Veranderingen landgebruik
Het oorspronkelijke landgebruik (plaggen, branden en begrazen) is geheel verdwenen en grote delen van de ‘woeste gronden’ (heide en stuifzand) zijn beplant met voornamelijk dennenbos, waardoor het open karakter van het landschap is verdwenen.
Te hoge stikstofdepositie
De belangrijkste gevolgen van verhoogde stikstofdepositie zijn allereerst het vormen van een algenmat en daarna een versnelde vegetatie-ontwikkeling en bodemvorming (successie) en afname van de kwaliteit van de vegetatie met als gevolg tekorten aan o.a. mineralen in het voedsel van diersoorten.
Afname van windkracht
Door bosaanplant, algengroei en versnelde vegetatieontwikkeling heeft wind minder vrij spel. Klimatologische veranderingen (opwarming en veranderingen in neerslagfrequentie en -intensiteit) lijken dit proces verder te versterken.
Verstoring door recreanten
Intensieve betreding maakt de ontwikkeling van jonge successiestadia onmogelijk, terwijl bodemverstoring van latere successiestadia de vestiging van grijs kronkelsteeltje stimuleert. Ook een aantal kenmerkende diersoorten, met name vogels die op of nabij de bodem broeden, zijn zéér gevoelig voor verstoring.
Herstel en inrichting
Opbouw is van belang
Voor het beheer van stuifzanden is het van belang inzicht te hebben in de opbouw van het gebied en haar belangrijkste landschapskenmerken. De meeste stuifzandgebieden komen sterk overeen in opbouw van het landschap. Welke elementen in de huidige stuifzandgebieden aanwezig zijn hangt echter af van een aantal factoren zoals: de omvang en ouderdom van de verstuiving, en de ingrepen en verstoringen door de mens.
Doorsnede stuifzandlandschap
Bron: Stuifzanden, advies voor beheer en herstel van stuifzanden, Bosschap & Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovaties.
Volledige gradiënten
Om de kans op verlies van specifieke natuurwaarden voor stuifzanden te verkleinen, kan men door middel van gericht beheer streven om binnen een stuifzandgebied de volledige vegetatiegradiënt (van open zand, via buntgras, mos en korstmosvegetaties naar stuifzandheide en – aan de randen – halfopen bos) te herstellen en behouden. In vastgelegde terreinen met weinig open zand zal ingezet moeten worden op dynamiek, in terreinen met veel open zand door recreatie moet juist ingezet worden op ontwikkeling van pioniervegetatie. Stel in elk geval vast of er bovenwinds en ter plaatse nog voldoende verstuifbaar zand (korrelgrootte circa 100μm) aanwezig is.
Lees meer over het belang van gradiënten in het stuifzandlandschap in het infoblad.
Behoud fauna
Inventariseer vooraf de flora en fauna in het gebied om aantasting van relictpopulaties of Rode Lijstsoorten te voorkomen. Lees meer over stuifzandbeheer in relatie tot fauna.
Herstel verstuivingsproces
Bij herstelbeheer vormt het herstel van het verstuivingsproces een van de belangrijkste doelstellingen. Van hieruit kan een gebied weer ruimte bieden aan de vorming van stuifzandvegetatie. Voorwaarden voor herstel van open stuifzandlandschap zijn:
- De aanwezigheid van voldoende voorraad verstuifbaar (dek)zand in het te herstellen gebied en bovenwindse terreinen
- Dat de bestaande contouren van geomorfologische patronen worden gevolgd
- De windwerking niet belemmerd wordt door de aanwezigheid van bos binnen een straal van 200 meter van de te herstellen plek
- Relictpopulaties worden niet bedreigd door de ingreep.
Gewoonlijk vindt stuifzandherstel plaats door het kappen van bosaanplant op voormalige stuifzandbodems, waarna ook de voedselrijke bosbodem in de uitstuivingzones (laagtes tussen de duinen) wordt afgeplagd tot op het blonde zand en in de afzetting zones (duinen) tot voorbij de strooisellaag. Toppen van duinen kunnen in de meeste gevallen het beste ongemoeid worden gelaten.
Lees meer over de te volgen stappen bij stuifzandherstel (Veldwerkplaats).
Stuifzandkaart
Bij de selectie van gebieden voor stuifzandherstel dient rekening te worden gehouden met diverse factoren: stuifzand reliëf, huidige natuurwaarde, aanwezigheid van belangrijke infrastructuur of bebouwing. Zo kan een bos bijzondere natuurwaarden hebben of van cultuurhistorisch belang zijn. Ook kan het mogelijk zijn dat wegen en paden komen te vervallen of moeten worden verlegd. Om aan te geven waar er nog mogelijkheden zijn om voormalige stuifzanden te herstellen is een landsdekkende stuifzandherstelkaart opgesteld. De groene delen geven aan waar bos verwijderd kan worden om stuifzand te maken. De oranje delen geven aan waar oud bos, bebouwing, infrastructuur en cultuurhistorische waarden een mogelijk probleem vormen. Binnen de groene delen is nog geen rekening gehouden met actuele natuurwaarden.
Groot- of kleinschalig
Het verschilt per gebied of het daadwerkelijk mogelijk is om de gehele gradiënt te herstellen en te behouden en in welke verhoudingen de verschillende stadia voor kunnen komen. De oppervlakte van een terrein, de voorraad verstuifbaar zand, ontstaansgeschiedenis en landschappelijke ligging bepalen samen welke mogelijkheden een stuifzandgebied heeft.
Lees meer over beheer van grote stuifzanden in het Verslag veldwerkplaats Droog zandlandschap.
Lees meer over beheer van kleine stuifzanden in het Verslag veldwerkplaats Droog zandlandschap.
Stuifplekken open houden
Een goed voorbeeld van een procesgestuurde maatregel is het openhouden van een stuifplek die dreigt dicht te groeien met Buntgras en algen. Hiervoor wordt in de praktijk een aantal technieken toegepast waaronder frezen, zeven met een stuifzandreiniger en eggen met als doel om de vegetatie te verstoren en/of te verwijderen en de erodeerbaarheid van de bodem te vergroten. Deze methode is alleen toepasbaar op plekken zonder gesloten vegetatie en/of bodemvorming. Wanneer de successie eenmaal het ruig haarmosstadium heeft bereikt, dan is afplaggen de enige optie om een duurzaam effect te genereren.
Het verwijderen van boomopslag
Open ruimte in het stuifzandlandschap is belangrijk voor zowel de windwerking als het microklimaat. De huidige trend is dat de open ruimte in de stuifzanden substantieel afneemt door opslag van bomen, met name vliegdennen en soms ook Amerikaanse vogelkers. Het verwijderen van boomopslag zal dan ook één van de prioriteiten zijn bij het behoud van stuifzandvegetaties. Bomen vestigen zich vooral op plekken met een goed ontwikkelde bodem en vaak zijn dit ook de meest soortenrijke plekken. Een andere reden voor het verwijderen van boomopslag is het vrij kappen van soortenrijke korstmossenvegetatie in kleine open plekken en langs brede paden in stuifzandbebossingen.
Plaggen tegen grijs kronkelsteeltje
Gebieden waar grijs kronkelsteeltje de stuifzandsoorten geheel heeft verdrongen kunnen worden hersteld door afplaggen. Belangrijk bij plaggen is dat de bodem wordt afgegraven tot aan de C-horizont (het ‘blonde zand’), anders is het organisch stofgehalte van het zand te hoog en groeit het snel dicht, en loopt men het risico dat grijs kronkelsteeltje direct gaat domineren. Het plaggen moet scherp gestoken (bak rechtop) en terreinvolgend (dus met kantelbare bak) gebeuren. Huur hiervoor een gespecialiseerde machinist in.
Begrazen tegen verbossing
Stuifzandgebieden worden gewoonlijk extensief begraasd, hetzij door wild, of periodiek door schaapskuddes. Schaapskuddes en de aanwezigheid van ree en edelhert zijn erg succesvol tegen de snelle verbossing van stuifzanden. Daarnaast zorgen grazers voor vers open zand waardoor pioniersoorten een plek kunnen vinden. Vooral schapen zorgen ook voor de verspreiding van korstmossen binnen het terrein. Het integraal begrazen van kleine stuifzanden die omringd worden door een voedselrijkere vegetatie kan letterlijk leiden tot ‘vermesting’ van het stuifzand. Dit probleem speelt vaak wanneer grote grazers, zoals runderen of andere hoefdieren, worden ingezet.
Recreatiezonering voor variatie
Bij recreatie is het vooral belangrijk de intensiteit van de betreding te kennen om een inschatting te kunnen maken van het effect. Door in een gebied de wandelpaden soms te verleggen (bijvoorbeeld eens per tien jaar) kan betredingsdruk als een beheermaatregel worden gebruikt voor het creëren van kleinschalige variatie.
Recreatiezonering past bij de volgende beheerdoelen:
- Vegetatieontwikkeling in actief stuifzand voorkomen door intensivering van de recreatie in terreindelen met actief stuifzand (liefst in het bovenwindse brongebied, vaak het zuidwestelijke deel van het terrein)
- Vegetatieontwikkeling langdurig stimuleren door recreatie te beperken
- Kwetsbare terreindelen met zeldzame soorten beschermen door recreatie uit te sluiten.
Kleinschalig beheer
Verbossing en het verdwijnen van kleine plekjes kaal zand zijn de belangrijkste oorzaken van de afname van de natuurkwaliteit van stuifzanden. Het beheer van pioniervegetaties in stuifzanden moet er ook op gericht zijn om bosopslag te voorkomen en plekjes kaal zand te maken of te behouden. Pioniervegetaties vereisen kleinschalig beheer, omdat hierin voor betreding en verstoring gevoelige soorten voorkomen. Daarnaast kan groei van de exoot grijs kronkelsteeltje sterk bevorderd worden door verstoring van de bodem, bijvoorbeeld bij het gebruik van zware voertuigen.
Beheercasus
Loonse en Drunense duinen
In Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen is van 2009 tot 2013 een omvangrijk stuifzandherstelplan uitgevoerd. Open zandvlaktes, stuifduinen en heide raakten er overwoekerd door bomen. Dankzij ingrijpende maatregelen is er ruim 137 hectare stuifzandheide en bijna 24 hectare aan zandverstuiving bij gekomen.
Wind is de belangrijkste bondgenoot van stuifzandgebieden. Het kappen van 132 hectare bos en het verwijderen van bomen op 43 hectare heide zorgt voor een betere windwerking. Het kleinschalig plaggen van heide en gras bracht zand aan de oppervlakte, dat bij voldoende wind in beweging komt. Ook is de heide uitgebreid door geïsoleerde veldjes met elkaar te verbinden. Het actieve stuifzand is weer net zo groot als rond 1950: ongeveer 380 hectare waarvan 80 hectare stuifzandheide.
Lees meer over Loonse en Drunense duinen in de brochure Sand Dynamics and Inland Dunes.