Home > Natuur- en beheertypen > N08 Open duinen > N08.03 Vochtige duinvallei

N08.03 Vochtige duinvallei

Beheertypen N08.03 Vochtige duinvallei hoort bij:

N08 Open duinen

Duin- en kustlandschap

H2170 – Kruipwilgstruwelen

H2190 – Vochtige duinvalleien

Algemeen

Duinvalleien kunnen op meerdere manieren ontstaan, ze ontstaan bijvoorbeeld bij aangroeikusten waar zandbanken aanhelen. De overstroming met zeewater wordt op groene stranden en slufters geleidelijk steeds minder. De aangroeiende embryonale en witte duinen sluiten uiteindelijk de vallei af van de zee. Door uitstuiving van de oudere duinen achter de zeereep, kan ook een laagte ontstaan, die nat wordt wanneer duinen uitstuiven tot op het niveau van het grondwater. Door zeeinbraken, of door natuurlijke verdroging van het duinmassief bij een afslagkust, kan de ontwikkeling van een natte duinvallei afgebroken worden.

Vochtige duinvallei is vaak rijk aan overgangen; van open water tot droge duinranden, waardoor veel variatie in begroeiing kan ontstaan. De lage en open vegetaties van biezen, russen en mossen, kunnen lang voorkomen dankzij de zandige, vochtige tot zeer natte, vaak kalkrijke bodems en door de invloed van voedselarm grond- en oppervlaktewater. De begroeiingen zijn zeer soortenrijk, enerzijds door de vele pioniers als dwergrus, stijve moerasweegbree, teer guichelheil, dwergbloem, bitterling, knopbies en parnassia maar ook de soorten van open water (kranswieren, weegbreefonteinkruid) en door soorten van iets meer gesloten begroeiingen zoals veldgentiaan, gelobde maanvaren, vleeskleurige orchis, groenknolorchis, honingorchis en moeraswespenorchis. In de wat oudere kalkarme duinvalleien komen meer vegetaties van vochtige heiden voor, ze gaan dan over naar duinheide of duinbos en verliest daarmee een groot deel van de pioniersoorten. Ontkalking en humusvorming zijn belangrijke processen die zorgen voor veranderingen in de vegetatie.

Behalve voor planten is vochtige duinvallei van belang voor paddenstoelen, vogels, dagvlinders, amfibieën en zoogdieren. Zowel de nationaal als internationaal betekenis is groot; Nederland kent wegens het beperkte voorkomen van duinvalleien in Europa en door de hoge biodiversiteit een grote (inter)nationale verantwoordelijkheid. Verjonging van de duinen door erosie en sedimentatieprocessen is van groot belang voor het behoud van de pionierstadia. Ontginning voor grasland of akker; bebossing en verdroging door waterwinning hebben in het verleden tot het verdwijnen van veel duinvalleien geleid.

 

Afbakening

  • Vochtige duinvallei bestaat uit in het duin- en kustgebied gelegen vochtige tot natte laagten, al dan niet met open, voedselarm water, of vochtige delen van drooggevallen zandplaten.
  • Vochtige duinvallei wordt niet of incidenteel door zeewater geïnundeerd, en is gekenmerkt door een lage vegetatie.
  • Tot 20% van het beheertype kan bestaan uit struweel.
  • Tot 30% van het beheertype kan bestaan uit heideachtigen.

 

Bron: BIJ12 Index Natuur en Landschap

Bedreigingen en kansen

Versnelde successie

De levensduur van de karakteristieke pioniervegetaties in natte, kalkrijke duinvalleien is tegenwoordig veelal beperkt. In het verleden was het duingebied veel natter. Er was minder begroeiing door intensief landgebruik en de stikstofdepositie uit de lucht was veel lager. Door een combinatie van verdroging en bemesting via de lucht treedt versnelde successie op. Daardoor wordt de levensduur van de typische kalkrijke duinvallei sterk bekort; waar vroeger een ouderdom van 100 jaar bereikt kon worden, gaat het nu om een ouderdom van 5 tot 15 jaar. Natte duinvalleien veranderen daarbij in natte struwelen, rietvelden, berken- of elzenbos. Vochtige duinvalleien kunnen ook overgaan in duinheiden, die lang zonder beheer kunnen standhouden. Voor het behoud van duinvalleien is het noodzakelijk dat er steeds nieuwe ‘jonge’ valleien met kale grond bijkomen. De aanwezigheid van wat struweel is overigens wel heel gunstig voor de paddenstoelenflora.

 

Verdroging, verzuring en vermesting

In veel duinvalleien is de toestroom van gebufferd grondwater gestopt of verminderd, waardoor verdroging en verzuring optreden. Hierdoor (en door de vermesting als gevolg van atmosferische stikstofdepositie) zijn duinvalleien met een zeer langzame successie heel zeldzaam.

De voornaamste oorzaken van de verminderde toestroom van grondwater zijn de waterwinning en de drainagestelsels, die zijn aangelegd om duingraslanden en aangeplante dennenbossen droog te leggen. De bossen zorgen bovendien jaarrond voor een verhoogde verdamping. Door de toegenomen stikstofdepositie en het vrijwel ontbreken van natuurlijke verstuiving neemt ook de  plantengroei in het duingebied sterk toe. De begroeiing gebruikt en verdampt meer water dan vroeger.

 

Verdroging ook problematisch voor karakteristieke dieren

Het geheel of vroegtijdig droogvallen van de valleien vormt ook de belangrijkste bedreiging voor karakteristieke diersoorten. Geschikte voortplantingswateren voor amfibieën verdwijnen, evenals bloemrijke, vochtige vegetaties. Dit leidt tot achteruitgang van bloembezoekende insecten.

 

Klimaatverandering

Onduidelijk is nog wat de invloed van klimaatverandering op de duinvalleien zal zijn. De stijging van de zeespiegel zal waarschijnlijk leiden tot een stijging van de grondwaterspiegel in de duinen. Dat zal voornamelijk een positieve invloed hebben, maar kan ook leiden tot verzilting en vernatting. Zie ook het OBN-rapport Ontwikkeling van zoetzoutgradiënten met en zonder dynamisch kustbeheer. Bij de hogere temperaturen valt de vallei eerder droog en verloopt de afbraak van organisch materiaal sneller. Dat kan de successie in valleien nog verder versnellen.

 

Kans: nieuwe vochtige duinvalleien

Groene stranden en zout-zoetbegroeiingen op vochtige of natte stranden ontstaan niet alleen door natuurlijke processen. Soms zijn ze het bijproduct van bijvoorbeeld stuifdijkaanleg of havenuitbreiding. Als natuurlijk optredende successie-remmende processen uitblijven (zoals duinvorming, uitstuiving en het zo nu en dan overstromen van laagten), zullen deze strandvlaktes snel verruigen en zal de nieuwvorming van duinvalleien achterwege blijven. Het is daarom nodig tijdig maaibeheer of begrazing toe te passen.

Voor het behoud van kalkrijke duinvalleien is de vorming van nieuwe duinvalleien nodig. Door het vastleggen van zand in verband met kustbeheermaatregelen ontbreekt het in de kustzone echter aan dynamiek. Hierdoor is er te weinig sprake van nieuwvorming van duinvalleien. Daar waar de kustverdediging het toelaat, kunnen oude stuifdijken die de natuurlijke duinontwikkeling frustreren verwijderd worden. Dit kan gebeuren door ze te laten verstuiven, of door ze gedeeltelijk op te ruimen. Zo krijgt het zeewater de kans om de achterliggende kwelders te bereiken. Deze kwelders kunnen dan weer meegroeien met stijgende zeespiegels, omdat ze door het water en de wind meer zand vanuit het strand krijgen aangevoerd. Achter nieuwe duinen ontstaan ook nieuwe vestigingsmogelijkheden voor duinvalleisoorten, omdat aan de voet van de grotere duinmassieven weer zoet water toestroomt.

Herstel en inrichting

Vooronderzoek nodig

Voor alle vormen van herstelbeheer van natte duinvalleien is het nodig om van tevoren te onderzoeken welke karakteristieke dier- en plantensoorten in het gebied voorkomen. Vervolgens kunnen de herstelmaatregelen zodanig worden uitgevoerd dat er geen populaties verloren gaan. Dit is vooral van belang wanneer de duinvalleien een geïsoleerde ligging hebben en de hervestiging van karakteristieke soorten waarschijnlijk moeilijk zal verlopen. Indien er meerdere kleine duinvalleien dicht bij elkaar liggen, dan kunnen ze beter gefaseerd over meerdere jaren worden hersteld.

Verder is het belangrijk om vast te stellen wat de invloed is van grondwaterwinning, nabijheid van intensieve landbouwbedrijven of de aanwezigheid van dichte naaldboomplantages op het gebied, omdat deze factoren verzuring en vermesting kunnen veroorzaken. Hierop moeten de schaal en fasering van de herstelmaatregelen worden afgestemd, evenals de benodigde duur van de herstelprojecten.

 

Herstel waterhuishouding is voorwaarde

Om de toestroming van grondwater te herstellen, moet de grondwaterstand worden verhoogd. Dit kan gebeuren door waterwinning te verminderen of door vegetatie die veel verdampt te vervangen door vegetatie die minder verdampt, bijvoorbeeld door naaldbos om te vormen naar loofbos. In drinkwaterwingebieden met infiltratie van rivierwater (met name in de Hollandse duinen) zijn de laatste decennia aanpassingen geweest in de productie van drinkwater. Het rivierwater wordt nu voorgezuiverd voordat het de grond wordt ingepompt. Ook is er sprake van zogeheten ‘diep-infiltratie’ (infiltratie naar diepere bodemlagen), zodat de grondwaterstroming in de ondiepere delen van het duingebied zich kan herstellen. Dit versterkt de toestroming van natuurlijk en schoon grondwater; de beïnvloeding door vuil grondwater neemt af. Deze maatregelen kunnen plaatsvinden in combinatie met grootschalig herstel van vervuilde duinvalleien door het afgraven of plaggen van de toplaag en door het opnieuw laten verstuiven van duingebieden. Zie bijvoorbeeld de rapporten ‘Effectgerichte maatregelen tegen verdroging, verzuring en stikstofdepositie in beekdalen (Twente) en natte duinvalleien in het Renodunale District (Goeree-Overflakkee)‘  en ‘Effectiviteit van herstelbeheer in vennen en duinplassen op de middellange termijn.

 

Afplaggen na verbetering hydrologie

Vochtige, kalkrijke duinvalleien kunnen zich opnieuw ontwikkelen dankzij plagwerkzaamheden. Het meest kansrijk is deze maatregel als ook de grondwatertoevoer is hersteld. Gebleken is dat plaggen op grotere schaal betere resultaten biedt voor de plantengroei dan kleinschalig plaggen. Om de effecten van extreem natte of droge jaren te kunnen opvangen, is het nodig om ook de hogere duinvalleigedeelten mee te nemen. Plag- en baggerwerkzaamheden in natte duinvalleien kunnen voor de fauna het beste worden uitgevoerd in de late zomer of het najaar, wanneer de waterstand van nature op het laagste peil staat.

Belangrijk is dat bij het plaggen bestaande groeilocaties van doelsoorten worden gespaard, zodat ze zich van daaruit opnieuw op het afgeplagde stuk kunnen vestigen. Door bij grootschalige projecten het plaggen te spreiden over meerdere jaren, kunnen restpopulaties van planten en dieren overleven. Handhaving van belangrijke overgangen van laag naar hoog en van droge delen naar tijdelijke wateren en permanente duinplassen is voor de flora en fauna belangrijk.

 

Nieuwe duinvalleien door dynamisch kustbeheer

Door het afgraven van begroeiing kan in gestabiliseerde duinen de verstuivingsdynamiek worden hersteld. Hierdoor is het mogelijk dat er uitstuiving tot het grondwater optreedt, waardoor nieuwe secundaire duinvalleien ontstaan.
Het aanleggen van kerven in de kunstmatige zeereep is een andere methode om de mobiliteit van duinen terug te krijgen. Door de paraboolvorming opnieuw in gang te zetten kunnen nieuwe, langdurig mobiele duinen ontstaan.

Nieuwvorming van duinvalleien wordt sterk gestimuleerd door de uitvoering van dynamisch kustbeheer. De laatste decennia is het areaal duinvalleien op de Waddeneilanden zelfs toegenomen. Dit is grotendeels het resultaat van aanlanding van zandplaten (Texel, Schiermonnikoog), maar ook van zandsuppleties. Hierdoor is er de laatste decennia veel  dynamiek op eilandkoppen en eilandstaarten ontstaan. Wanneer op termijn ook bestaande stuifdijken weer plaats gaan maken voor natuurlijke sluftersystemen, dan komt er nog meer ruimte voor de (kleinschalige) ontwikkeling van duinvalleien. Zie ook het rapport ‘Ontwikkeling van eilandstaarten‘.

Beheercasus

De Mokslootvalleien op Texel

De valleien rondom de Moksloot in het zuidelijk deel van Texel omvatten circa 250 hectare natte duinvalleien. Het gaat voornamelijk om primaire valleien, maar er zijn ook een paar uitgestoven  (secundaire) valleien aanwezig. De oudste valleien dateren van omstreeks 1770. In de eerste wetenschappelijke beschrijvingen, uit 1850, blijkt dat er destijds sprake was van een weelde aan voedselarme en kalkrijke duinvalleivegetaties. Door ontwatering en landbouwkundig gebruik bleef van de kenmerkende duinvalleivegetaties niet veel over.

Vooral als gevolg van de onttrekking van grondwater die sinds 1952 plaatsvond, nam de verdroging toe. Omdat het waterbedrijf PWN van de provincie geen toestemming kreeg voor uitbreiding van de drinkwatervergunning op Texel, werd in 1993 de grondwaterwinning gestopt in de omgeving van de Mokslootvallei. In plaats daarvan kwam er een pijpleiding voor drinkwater vanaf het vasteland.

In de zomer van 1993 werd toen meteen een grootschalig herstelproject voor duinvalleien uitgevoerd, waarbij de oude en verzuurde toplaag werd verwijderd in een gebied van zo’n 35 hectare. Hierdoor konden zich nieuwe duinvalleivegetaties ontwikkelen. In 1995 werden Schotse Hooglanders en Exmoorpony’s  in het gebied geïntroduceerd, om een te snelle hergroei van de vegetatie te voorkomen.  Slecht enkele secondaire valleien werden uitgerasterd om vertrapping in deze valleitjes te voorkomen. De ontwikkeling van de vegetatie in al deze valleien werd gemonitord door de Rijksuniversiteit Groningen tussen 1994 en 2008. Zie bijvoorbeeld het rapport ‘Effectgerichte maatregelen tegen verdroging, verzuring en stikstofdepositie in natte duinvalleien in het Waddendistrict (Texel en Terschelling)’. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat valleien die voornamelijk door grondwater werden gevoed zich beter ontwikkelden dan valleien die voornamelijk door oppervlaktewater werden gevoed. Ook had de vegetatie in de ‘grondwatervalleien’ een langere levensduur, omdat deze valleien relatief klein zijn en daardoor minder ganzen aantrokken. De impact van koeien en paarden op de vegetatie was er eveneens kleiner.

 

Herstel van duinvalleien in de Amsterdamse Waterleiding Duinen

In de Amsterdams Waterleiding Duinen (AWD; 3400 hectare, nabij Zandvoort) produceert Waternet drinkwater voor ruim 1 miljoen inwoners in Amsterdam en omstreken. De productie in dit duingebied is al in 1853 gestart. Eerst werd grondwater direct opgepompt, in veel grotere hoeveelheden dan kon worden aangevuld door de neerslag. Als gevolg daarvan verdroogden vrijwel alle duinvalleien in het gebied. Sinds 1957 wordt extra water aangevoerd vanuit de grote rivieren. Dit water wordt voorgezuiverd voordat het in de duinen wordt geïnfiltreerd, alleen bleek dit niet voldoende te gebeuren: de duinvalleien werden wel nat, maar ook sterk beïnvloed door doorstroming van voedselrijk rivierwater. Sinds 1974 wordt het water gedefosfateerd.

In 1996 en ook in 2007 werden grote veranderingen in het productiesysteem doorgevoerd, waarbij het natuurlijke hydrologische systeem in het zuidelijke deel van de AWD werd hersteld zonder de watervoorziening in gevaar te brengen:

  • Een kanaal van 3,5 kilometer lang waar grondwater werd onttrokken werd gedempt, en de winning werd hier gestopt
  • In een ander (even lang) winkanaal werd de waterstand 50  centimeter hoger gezet
  • In waterbergingskanalen werden de water peilen 130 centimeter hoger gezet
  • De verminderde winning van natuurlijk duinwater werd gecompenseerd door meer gezuiverd rivierwater aan te voeren
  • De vernatting van het duingebied (circa 35 hectare) ging gepaard met maatregelen om de duinvalleien weer te herstellen (plaggen, begrazen, maaien)

Het ingebrachte gezuiverde rivierwater functioneert nu als een buffer voor betrouwbare levering van goed drinkwater. Het hydrologische systeem dat de duinvalleien van grondwater voorziet kan weer functioneren.

Na jaren van drinkwaterproductie met een sterk negatief effect op duinvalleiontwikkeling is er nu een productiewijze die de werking van het hydrologische systeem buiten het infiltratie- en winsysteem minder belemmert. Deze investeringen in een betere drinkwaterproductie wordt (net als het beheer van het duingebied door de waterleidingbedrijven) gefinancierd vanuit de drinkwaterprijs voor de consumenten (ruim 3 miljoen mensen in Noord- en Zuid-Holland). Uit onderzoek blijkt dat consumenten bereid zijn iets meer te betalen om een dergelijke werking van het duinsysteem goed te laten functioneren ten behoeve van natuur en betrouwbare drinkwatervoorziening.

Gerelateerde OBN onderzoeken

Monitoring effecten duinbegrazing Vallei van het Veen – Vlieland

- dec 2017

Vegetatie-trends van N-depositie gevoelige duinhabitats op de Waddeneilanden

- jan 2013

Gerelateerde overige publicaties

Herstelmaatregelen en stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid

- jan 2023

Verstuivingsdynamiek Coepelduynen

- jul 2020

Advies Begrazingsplan Nationaal Park Schiermonnikoog

- jan 2015

Gerelateerde activiteiten

Komende activiteiten

20 mrt 2025Veldwerkplaats

Bodembiologie

20 mrt 2025Webinar

Ophogen beekbodems

16 apr 2025Veldwerkplaats

Insectvriendelijk maaibeheer

Afgeronde activiteiten

30 sep 2024Veldwerkplaats

Exoten in het duingebied

09 sep 2024Veldwerkplaats

Ruimte voor zand

24 mei 2023Veldwerkplaats

Werkprotocol konijnen uitzetten voor populatieherstel