N08.04 Duinheide
Algemeen
De variatie in duinheide is groot, de heide komt voorop schaduwrijke noordzijden van duinen, met dichte mostapijten en eikvaren; op zeer zonnige zandige plekken, met pioniers en korstmossen en in oude vochtige duinvalleien. In vergelijking met binnenlandse heide is er wat meer buffering.
Duinheide kwam enkele honderden jaren geleden niet of nauwelijks voor in de Nederlandse duinen door de overheersende zandverstuivingen. Het vastleggen van duinen leidt tot een humusvorming in de bodem waardoor de toplaag zuurder wordt. Vochtige vormen van duinheide kunnen na verloop van tijd ontstaan uit oudere en zure vormen van vochtige duinvalleien. Droge vormen ontstaan uit duingrasland; op ontkalkte zandige stukken in oude duinen, vaak met zandzegge; of door geleidelijke overstuiving van natte heiden. Oude, onbegraasde duinheide, vaak met kraaihei en kruipwilg, vormt een dikke laag ruwe humus waarop geleidelijk ruigten met duinriet en wilgenroosje kunnen ontstaan. De successie naar ruigte en uiteindelijk bos verloopt zeer traag omdat soorten als berk hierin slecht kiemen.
Duinheide komt met enkele duizenden hectaren voor in Nederland, ten noorden van Bergen is het in alle duingebieden te vinden. Europees gezien is de waarde van duinheide vrij groot.
Duinheide is van belang voor vaatplanten als drienervige zegge en rond wintergroen, mossen, korstmossen, maar ook voor broedvogels, dagvlinders en reptielen. Overgangen en variatie in reliëfrijk terreinen kunnen voor een hoge kwaliteit zorgen. Door begrazing kan duinheide open en soortenrijk blijven. Duinheide kan daarnaast waardevolle overgangen vormen naar andere beheertypen als vochtige duinvallei en open duin.
Afbakening
- Het beheertype duinheide omvat voor tenminste 30% vegetaties gedomineerd door dwergstruiken: Gewone dophei, Kraaiheide, Struikheide soms met Eikvaren of Grote veenbes.
- De overige delen kunnen bestaan uit open zand of zijn begroeid met korstmosvegetaties, grazige vegetaties, kruipwilgstruweel of veenmosvegetaties.
- Het beheertype komt voor in het Duinlandschap.
Bron: BIJ12 Index Natuur en Landschap
Bedreigingen en kansen
Vermesting
De belangrijkste bedreiging voor duinheide is vermesting. Door verhoogde aanvoer van stikstof vindt vergrassing plaats, en daar profiteren soorten als zandzegge en helm van. Vergrassing leidt tot het verdwijnen van weinig concurrentiekrachtige planten, mossen, korstmossen en paddenstoelen. Ook warmteminnende diersoorten die afhankelijk zijn van een lage, open vegetatie zullen snel het veld ruimen. Dat zijn vaak juist de meest karakteristieke soorten.
Door vermesting kan duinheide ook een degradatiestadium zijn in het ‘open duinlandschap’, met name in de kalkrijke duinen (zeker als de heide zich ontwikkelt ten koste van zwak gebufferde pioniervegetaties en/of duingraslanden). Vergrassing en verruiging van de heide is dan het daaropvolgende degradatiestadium.
Vermindering begrazingsdruk
Vergrassing en de groei van houtige gewassen hangen ook vaak samen met vermindering van de begrazingsdruk, vooral in oudere duinheiden waar het humusgehalte van de toplaag vrij hoog is.
In natte duinheide verloopt de vergrassing vaak extra snel, omdat hier altijd veel organisch materiaal aanwezig is en er geen watergebrek heerst. De samenstelling van het grondwater kan in natte duinheide wel een beperkende rol spelen. Als het water rijk is aan ijzer, vermindert dit de beschikbaarheid van fosfaat en de groei van vaatplanten, waardoor vergrassing wordt afgeremd.
Natuurlijke successie
In sommige oudere duinheiden vindt veel opslag plaats van bomen en struiken. Natuurlijke successie hoeft op zich geen probleem te zijn, mits er elders nieuwe duinheide wordt gevormd. Hierbij is het wel belangrijk een voetnoot te plaatsen: vanuit het open duin geredeneerd kan het ontstaan van meer en nieuwe heide wel degelijk een probleem zijn, omdat dit leidt tot de teloorgang van het open duin.
Deze processen verschillen sterk in snelheid: successie naar (berken)struweel gaat veel sneller dan vorming van duinheide uit duingrasland. Het lijkt erop dat de successie bovendien sneller verloopt door stikstofdepositie en door de aanplant van bossen. Daardoor is er meer zaadaanvoer dan vroeger. Bij hoge stikstofdepositie gaat kraaiheide domineren over struikheide. Als de heide aan bos grenst, vindt vanuit daar vestiging plaats van dennen, berken en eiken. Door de beschaduwing en bladval treedt een snelle verruiging op, waardoor (net als bij vergrassing) vrijwel alle karakteristieke planten en dieren het zwaar krijgen.
Invasieve exoten
Vogels verspreiden Amerikaanse vogelkers en krentenboompje door de duinen. Die soorten kunnen net als dennen, berken en eiken opslaan in duinheide en karakteristieke soorten wegconcurreren.
Verdroging
In de duinen kan door grondwateronttrekking, drainage en een toegenomen verdamping verdroging optreden. Dit kan ten koste gaan van veenmosrijke natte duinheiden.
In natte duinvalleien, die hun buffering voornamelijk ontvangen via het grondwater, kan verdroging juist leiden tot uitbreiding van duinheide. Wanneer de grondwaterstand daalt, verzuurt de toplaag van de bodem en kan er duinheide ontstaan. Die is vaak soortenarm, omdat tegelijk met de verdroging en verzuring vaak ook enige vermesting plaatsvindt.
Weinig vorming van nieuwe duinheiden
De huidige duinheiden zijn ontstaan na natuurlijke uitloging van schrale duingraslanden. Enkele decennia geleden was een hoge stikstofdepositie nog een onbekend fenomeen, terwijl grote aantallen konijnen samen met een toename van het vee zorgden voor een hoge begrazingsdruk. Daardoor was sprake van een (korst)mosrijke heide en trad er geen vergrassing op. Momenteel overheersen grassen al in de begroeiingsstadia voorafgaand aan de duinheide. Daardoor gaat de successie in de richting van soortenarm, zuur en gesloten duingrasland en komen er nauwelijks nieuwe duinheiden bij. De bestaande duinheiden verouderen en groeien dicht.. Overigens is dit niet overal het geval: op Schouwen is het duinheide-areaal de afgelopen decennia juist uitgebreid, juist ook op plekken waar in de gesloten duingraslanden geplagd of intensief begraasd wordt. Ook in de ontkalkte delen van de jonge duinen in de Amsterdamse Waterleidingduinen en het Noord-Hollands Duinreservaat is sprake van een uitbreiding van de duinheide.
Opvallend genoeg breiden duinheiden zich in de kalkrijke duinen momenteel lokaal eveneens uit. Deze duinheiden zijn ontstaan door recente verzuring van duingraslanden. Waarschijnlijk was nitraat (dat zich veel minder in de bodem ophoopt dan ammonium) hier tot voor kort de dominante stikstofbron.
Herstel en inrichting
Begrazing
Begrazing met runderen, paarden of schapen zorgt er in principe voor dat er minder vergrassing optreedt, ook bij een vrij lage graasdruk. De vestiging van houtige soorten neemt bij begrazing licht toe vanwege het groter aantal open plekken waar zaden kunnen kiemen, maar de groei van kleine bomen en struiken wordt geremd, waardoor de duinheide wel een meer open karakter houdt. Voor een duurzaam behoud van duinheide wordt begrazing als reguliere maatregel gecombineerd met andere maatregelen.
Per gebied kan de precieze invloed van begrazing nog wel verschillen. In de Noord-Hollandse duinen bijvoorbeeld ontstond onder invloed van natuurlijke begrazing door konijnen juist een open, korstmosrijke heide, terwijl onder invloed van schapenbegrazing een meer gesloten duinheide is ontstaan (alhoewel boomopslag met uitzondering van Amerikaanse vogelkers nog steeds weinig krijgt).
‘Terreurbegrazing’ met landgeiten toepassen
Door begrazing van geiten, en soms schapen, in hoge dichtheden kan opslag van struiken en bomen succesvol worden teruggedrongen. Struikheide krijgt weer de overhand en er ontstaan nieuwe stuifkuilen en veel steilrandjes. Voor de warmte- en droogteminnende fauna betekent dat een duidelijke verbetering van de situatie. Ook een soort als de tapuit kan van dit beheer profiteren.
Nog aanwezige relictpopulaties van waardevolle flora moet bij deze vorm van herstelbeheer beschermd worden, anders is het effect op deze soorten desastreus. Ook bescherming van de faunahabitat is van belang.
De terreurbegrazing vindt bovendien altijd voor een beperkte periode plaats en wordt gevolgd door een periode van lage begrazingsdichtheid, zodat de heide en de aanwezige fauna zich kan herstellen.
Verstuiving
Voor verzurende droge duinheide is het mogelijk om in naastgelegen duinen verstuiving op gang te brengen. Daardoor worden de organische lagen bedekt met mineraal zand. Met stuivend zand worden tevens opnieuw bufferstoffen aangevoerd. OBN heeft over inzet van verstuiving als PAS-herstelmaatregel een aantal adviezen uitgebracht. Deze omvatten alle Waddeneilanden en een aantal duingebieden in Noord-Holland.
- Advies eolische dynamiek Waddeneilanden
- Advies eolische dynamiek duinen Noordwijk
- Beheeradvies grafelijkheidsduinen herstel verstuivingsdynamiek
Plaggen van sterk vergraste heide
Bij duinheiden die zijn aangetast door vergrassing, verzuring en verbossing vormt de grote hoeveelheid organisch materiaal die zich heeft opgehoopt het grootste probleem. Dat organische materiaal bevat veel voedingsstoffen en houdt vocht goed vast, zodat algemene plantensoorten van voedselrijk milieu het winnen van de duinheidesoorten die aangepast zijn aan voedselarmoede en perioden van droogte.
Bij sterke vergrassing is plaggen een geschikte maatregel. Het is daarbij nodig om behalve de vegetatie ook de humeuze toplaag van de bodem af te voeren. Vanwege de van nature aanwezige kleinschalige afwisselingen in duinheiden is het raadzaam plagwerkzaamheden zowel gefaseerd als kleinschalig uit te voeren zodat de afwisseling behouden blijft. Een dunne humeuze laag kan het best over de helft van de oppervlakte in zijn geheel worden verwijderd, volgens een vlekkenpatroon. Dikkere, venige lagen in duinvalleien kunnen beter ‘blijven zitten’.
De keuze om te plaggen zou niet alleen moeten afhangen van de mate van vergassing, maar ook van de dikte van de humuslaag. In het geval er sprake is van zware vergrassing en een dikke humuslaag kan best geplagd worden, maar dan liefst met behoud van een deel van de humuslaag, dus niet (altijd) tot op het minerale zand (dit is te vergelijken met ‘ chopperen’). Zeker in het Waddendistrict is het moedermateriaal zeer arm aan mineralen, waardoor de bodem anders te sterk verarmd raakt. Bovendien verdwijnt daarmee ook de hele zaadbank (met heidezaad). Achtergrondinformatie over de effecten van plaggen op kalkrijke en kalkarme bodems vindt u in het OBN-rapport Stikstofkringloop in kalkrijke en kalkarme duinbodems en de implicaties daarvan voor de effectiviteit van plaggen.
De bodem van de duinheides in de Hollandse duinen is dunner dan die op de Wadden; daar is plaggen of chopperen helemaal geen optie, en is hoogstens spragelen (oftewel: klepelen en afzuigen) aan te raden.
Ook in Nederlandse droge heide wordt plaggen en bekalken steeds meer afgeraden: beter is het om begrazing toe te passen. Met het oog op buffering is het goed om ontwikkeling van de organische bodem en verstuiving een kans te geven.
Branden
Branden als maatregel wordt zelden uitgevoerd. Strenge regelgeving en gering maatschappelijk draagvlak zijn hier de oorzaken van. Er zijn experimenten met geplande branden gedaan in de winter (op Terschelling), maar bij sterke verruiging is de strooisellaag te vochtig en wordt er niet genoeg verbrand. Spontane branden in de zomer (onder andere in het Jan Thijsseduin op Terschelling, en in de duinen bij Schoorl) leveren – indien meteen met begrazing wordt begonnen – wel terugzetting op van successie. Daarbij keert struikheide snel terug uit zaad en overlevende wortels. Kraaiheide verbrandt extreem goed door de oliën die erin zitten en kan niet regenereren. In Denemarken worden branden als reguliere beheermaatregel gebruikt om de dominantie van kraaiheide terug te dringen ten gunste van struikheide.
Beheercasus
Landerumerheide
De Landerumerheide op Terschelling is een oud binnenduinrandgebied. In 1929 werd het gebied uitgeroepen tot Staatsnatuurmonument, vanwege de aanwezigheid van soortenrijke duinheides en fraaie open duinvalleitjes met draadgentiaan, moeraswolfsklauw, et cetera. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw is het terrein steeds meer vergrast, en in de jaren tachtig vormde Amerikaanse vogelkers op grote schaal gesloten struwelen in het gebied.
Vanaf 1987 werd intensieve begrazing gestart, met grote aantallen landgeiten, Drentse heideschapen en Exmoor-pony’s. De gebruikte methode wordt ‘drukbegrazing’ of ook wel ‘terreurbegrazing’ genoemd. Gedurende een aantal jaren was de graasdruk enorm hoog, waarna de begrazingsdruk in fasen is teruggebracht en het terrein geleidelijk weer grotendeels is hersteld.
Een van de doelstellingen bij aanvang van het project was het terugdringen van de Amerikaanse vogelkers. Nadat oude struiken al mechanisch waren verwijderd, kregen de geiten de kans nieuwe uitlopers en kiemplanten stelselmatig op te vreten. Amerikaanse vogelkers is tussen 1988 en 1993 uit het terrein verdwenen en is nadien niet meer teruggekeerd. Een gevolg is wel geweest dat ook alle andere loofhoutsoorten zodanig zijn aangetast dat ze uit het begrazingsgebied zijn verdwenen.
Een tweede doelstelling was de verjonging van de heide. Voorafgaand aan de begrazing werd de heide gedomineerd door kraaiheide en was de bedekking van struikheide gering. Onder invloed van de drukbegrazing bleef er nauwelijks heide binnen het begrazingsgebied over. Na extensivering van de begrazingsdruk breidde aanvankelijk alleen struikheide zich sterk uit, tot vier keer zo veel als in de uitgangspositie. Na verdere afname van de begrazing is inmiddels de pure struikheidevegetatie vrijwel volledig veranderd is in een gevarieerde kraaiheide vegetatie, waarin struikheide niet meer dominant is maar nog wel onderdeel van de vegetatie uitmaakt.
Lees meer in het rapport ‘Vegetatie-trends van N-depositie gevoelige duinhabitats op de Waddeneilanden’