Home > Natuur- en beheertypen > N12 Rijke graslanden en akkers > N12.04 Zilt- en overstromingsgrasland

N12.04 Zilt- en overstromingsgrasland

Beheertypen N12.04 Zilt- en overstromingsgrasland hoort bij:

N12 Rijke graslanden en akkers

Duin- en kustlandschap

Rivierenlandschap

H1330 – Schorren en zilte graslanden

Algemeen

Zilte graslanden staan (incidenteel) onder invloed van brak of zout water, zonder dat er sprake is van getijde. Zilt grasland komt ook voor op de hoge kwelders langs de Fries-Groningse kust en plaatselijk in het Verdronken land van Saeftinghe waar zomerdijken, werkdammen etc. ervoor zorgen dat de hoog opgeslibde, vrij intensief begraasde schorren (vrijwel) nooit meer door het zeewater worden overspoeld. Ook verder van het kustgebied, in polders, kunnen zilte graslanden voorkomen. Vaak gaat het om oude kreken. Door onderbemaling stroomt zout grondwater naar deze laagten.

Zilt- en overstromingsgrasland komt veel voor in Zeeland. Vaak gaat het om laaggelegen stukken grond, inlagen, direct achter een dijk die onder invloed van zout water staan dat onder de dijk door stroomt. Korte grazige vegetaties met ronde rus of kweldergrassen worden afgewisseld met pioniervegetaties met zeekraal of laksteeltje of door ruigten met selderij, engels lepelblad of heemst Het kan ook gaan om terreinen die vergraven zijn; karrevelden of oude veengebieden met sporen van moernering. Moernering of selnering is een middeleeuwse methode om zout te winnen. Veen dat zout bevatte werd kleinschalig gewonnen, gedroogd en gebrand. De as was zout. Door de vele kleine verschillen in reliëf zijn dergelijke graslanden vaak een mozaïek van beide subtypen, op de iets drogere delen afgewisseld met kruidenrijke kamgrasweiden.

Veengronden met brak grondwater komen ook voor in de veengronden van het groene hart. De veengronden boven het IJ zijn ooit zout geworden onder invloed van de binnendringende Zuiderzee, maar liggen nu in een volledig verzoet gebied. In sloten komt nog wel brak water voor, dit kan gebruikt worden om graslanden te bevloeien. Sommige droogmakerijen zijn zo diep onderbemalen dat ze zout grondwater aantrekken. De overstromingsweiland ligt hier in geïsoleerde laagten en op afgetrapte slootranden. Overstromingsweiland komt ook voor in het rivierengebied, in kommen, oude verlande lopen van de rivier en laagten tussen oeverwallen en rivierduinen.

Het beheertype is op Europees niveau van belang voor noordse woelmuis en kruipen moerasscherm, Zilt- en overstromingsgrasland  is verder van nationaal belang als leefgebied voor haften en bedreigde broedvogels, zoals kluut, tureluur, grutto en visdief en verder voor moeraspaardebloem, Platte bies, Polei, Rode ogentroost, Stekende bies en Voszegge. De graslanden worden doorgaans niet bemest bemest tenzij sprake is van zodanige aantallen broedende weidevogels dat ook rangschikking onder vochtig weidevogelgrasland  gerechtvaardigd is.

 

Afbakening

  • Zilt grasland omvat korte grazige vegetaties op vochtige zand-, veen of kleigronden die incidenteel onder invloed staan van brak of zout water, zonder dat er sprake is van getijden.
  • Overstromingsweiland omvat korte grazige vegetaties en kan gezamenlijk met ziltgrasland voorkomen. Het komt ook voor in kleigebieden, het rivierengebied of in het laagveengebied en wordt in het voorjaar langdurig overstroomd door oppervlaktewater of door uittredend kwelwater.

 

Bron: BIJ12 Index Natuur en Landschap

Bedreigingen en kansen

Risico op verruiging en verbossing

Instandhouding van binnendijks zilt grasland is vrijwel geheel afhankelijk van vegetatiebeheer door middel van beweiding of maaien. Wanneer het grasland niet tijdig of onvoldoende kort wordt gehouden, is successie naar rietruigte te verwachten; onder zwakbrakke omstandigheden kan ook ontwikkeling naar struweel of bos optreden.

 

Verzoeting door gebrek aan zout

Zilt grasland in Nederland is ten dele afhankelijk van binnendringend zout water vanuit zee. Het afsluiten van estuaria langs de Nederlandse kust heeft op verschillende plekken in het achterland tot een verzoeting geleid, waardoor zilt grasland hier is afgenomen, zoals in Zuidwest-Nederland door uitvoering van de Deltawerken; in Noord-Holland en Friesland door de afsluiting van het IJsselmeer en het meest recent in Noordoost-Friesland door de afsluiting van de Lauwerszee.
De grootste bedreiging voor deze gebieden zijn verzoeting van het oppervlaktewater, verruiging van rietkragen, boomopslag en het achterlaten van maaisel.

Oorspronkelijk komen overstromingsvlakten en graslanden voor tussen oeverwallen en rivierduinen en hoger gelegen gronden langs de rivier. Deze overstromingsvlakten konden in de zomer gehooid of geweid worden en stonden lang in het voorjaar onder water. Dit habitat is uiterst belangrijk als paaigebied voor vissen en tegelijkertijd als voedselgebied voor veel visetende organismen. Dit habitat binnen het riviersysteem in Nederland komt weinig meer voor. Deze gronden zijn voorzien van zomerkaden en werden in het verleden intensief agrarisch gebruikt. Deze als grasland gebruikte laagten overstromen uitsluitend in de winter en zijn vaak voedselrijk. Bij natuurontwikkelingsprojecten langs de rivieren is soms het maaiveld verlaagd om de fosfaatverrijkte bovenlaag te verwijderen. Wanneer de zomerkade wordt doorbroken door een eenzijdig of tweezijdig aangetakte geul ontstaat plaatselijk weer een overstromingsvlakte.

 

Zomerbedverlaging

In het bovenstroomse deel van de Nederlandse rivieren treedt een jaarlijkse verlaging van het zomerbed op (ter hoogte van de Gelderse Poort met meer dan 2 cm per jaar). Aquatische milieus en natte milieus zoals overstromingsgrasland staan in dit deel van de Nederlandse rivieren hierdoor onder druk.

 

Verdroging boezemlanden

Verspreid over Nederland komen grote oppervlakten overstromingsgraslanden voor die onder invloed staan van de boezem (Friesland, Groningen, Noord-Holland, Zuid-Holland). Door de betere beheersing van de boezem zijn deze overstromingsgraslanden achteruitgegaan.  Overstroming met oppervlaktewater vindt nog sporadisch plaats. Veel gronden worden bovendien intensief agrarisch gebruikt. Er trad verruiging en/of vernatting op en de oevers en rietoevers werden aangetast.

 

Kansen

Het combineren van functies geeft kansen voor het creëren van nieuwe zilte gebieden. Hierbij valt te denken aan:

  • Binnendringing van zout water bij bijvoorbeeld sluizen geeft extra mogelijkheden voor ontwikkeling van zilt grasland door inundatie met brak oppervlaktewater, bijvoorbeeld langs het Noordzeekanaal.
  • Waterberging; zomerpolders in winter onder water en droogvallend in (vroege) voorjaar.

Herstel en inrichting

Maaiveldverlaging versterkt zoute kwel

Voldoende zoutgehalte in het grondwater is geen garantie voor geschikte bodemsaliniteit ter hoogte van het maaiveld. Laaggelegen gebieden kunnen bijvoorbeeld regelmatig door zoet water overstroomd raken, waardoor de zoete invloed hoog is en de zilte graslanden verdwijnen. Bij hoogliggende gebieden kan het grondwater weer te diep zitten, waardoor het beschikbare water in de toplaag voornamelijk zoet regenwater is. Maaiveldverlaging kan de invloed van zoute kwel versterken. Dit is met succes toegepast in de zuidkust van Schouwen, Abtskolk & De Putten, en de Groningse Klutenplas.

 

Kwelbuizen bevorderen verzilting

Plaatsing van zogenaamde kwelbuizen helpt de aanvoer van zoute kwel uit diepere zandlagen bevorderen. Dit zorgt voor het verzilten van gebieden met onvoldoende zoutgehalte in het oppervlakkige grondwater door bijvoorbeeld een stijghoogte van brak of zoet grondwater dat tot boven het maaiveld reikt. Plaatsing van kwelbuizen is onder meer toegepast bij realisatie van het Plan Tureluur langs de zuidkust van Schouwen. Kwelbuizen dienen wel regelmatig te worden gecontroleerd en onderhouden.

 

Inundatie voor zout en zaden

Waar sprake is van een geconcentreerde toevoer van zout water kan de zilte invloed worden vergroot door een gebied kunstmatig te inunderen of door het zoute water door het gebied te leiden. De meeste vegetatietypen van zilt grasland hebben echter maar een relatief beperkte tolerantie tegen langdurige overstroming. In de Klutenplas in Groningen is een dicht stelsel van greppels aangelegd om zout kwelwater door het gebied te leiden en het gebied te laten overstromen. Zie het voorbeeld van de Klutenplas, artikel ‘Vestiging van binnendijkse brakwatervegetatie langs de Groninger kust’ in De levende natuur.
Veel plantensoorten die als doelsoort voor zilt grasland gelden worden via hun zaad makkelijk door water verspreid en overstromingen kunnen zo eveneens bijdragen aan verspreiding van soorten over een gebied.

 

Inrichting nieuwe zilte gebieden

Bij de inrichting van nieuwe gebieden is de grootste uitdaging doelsoorten in het gebied te laten vestigen. Binnendijks gelegen zilte graslanden liggen vaak geïsoleerd en de vraag bij inrichting van nieuwe gebieden is of plantensoorten die als doelsoort kunnen worden aangemerkt deze gebieden wel eenvoudig via spontane vestiging (vanuit de zaadbank of nabijgelegen gebieden) kunnen koloniseren. Alternatieve mogelijkheden zijn:

  • Het inbrengen van plantenmateriaal uit zogeheten vloedmerken of maaisel uit andere (referentie)gebieden. Vloedmerk is de concentratie van aanspoelsels langs de vloedlijn; het is een goedkoop en zeer zadenrijk alternatief voor maaisel, wanneer er geen binnendijkse gebieden met brakwatervegetatie voorhanden zijn. De vraag hierbij is wel of alle doelsoorten hierin zijn vertegenwoordigd.
  • Het overplanten van plaggen (zoden) uit andere (referentie)gebieden. Translocatie van plaggen is de enige methode die op korte termijn (binnen vier jaar) tot een goed ontwikkelde zilte vegetatie leidt. Het overbrengen van zoden heeft als bijkomend voordeel dat ook gespecialiseerde zouttolerante (halobionte) ongewervelden (met name insecten en spinnen) hiervan kunnen profiteren en naar een nieuw gebied worden overgebracht. Omdat dit erg arbeidsintensief is en zelden vlakdekkend kan worden uitgevoerd, kan deze methode het beste worden aangevuld met een andere techniek, zoals translocatie van zaden of gedroogd maaisel. De kieming van zaden is daarbij sneller, maar maaisel leidt op kortere termijn tot een gesloten vegetatie. Zie het Vlaamse Onderzoek naar de inrichting van binnendijkse zilte graslanden.

 

Herstel van overstromingsvlakten

Herstel van overstromingsvlakten/graslanden is op meerdere locaties mogelijk. Het volstaat soms om de zomerkade af te graven. Het beheer van dit soort graslanden is lastig omdat zij langdurig tot in het voorjaar onder water staan. Overstromingsgraslanden hebben bij een intensief, verschralend beheer de mogelijkheid om zich te ontwikkelen in de richting van grote vossestaartgraslanden en glanshaverhooilanden.
In het kader van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) wordt op vrij grote schaal langs de rivieren een herstelbeheer gevoerd aan overstromingsgraslanden. Deze overstromingsgraslanden kunnen zich door intensiever beheer (maaien en afvoeren) ook ontwikkelen tot grote vossestaartgraslanden en glanshaverhooiland.

 

Water vasthouden achter zomerkade

De Oude Waal in de Gelderse poort is een grootschalig gebied (140 ha.) met een oude loop van de Waal voorkomend als moeras en open water en aangrenzende overstromingsgraslanden en ruigten die jaarrond begraasd worden. Om te voorkomen dat in het voorjaar en de zomer het (grond) water te diep wegzakt, worden de zomerkaden op een andere wijze gebruikt dan zij oorspronkelijk bedoeld zijn. Water wat met hoge rivierstanden over de zomerkade het gebied van de Oude waal binnenkomt wordt zo lang mogelijk in het voorjaar vastgehouden.

Beheercasus

Herstel van de binnendijkse brakwatervegetatie langs de Groninger kust

In de Emmapolder en de Klutenplas is geëxperimenteerd met het inbrengen van achtergebleven plantenmateriaal uit vloedmerken, omdat de bodem zelf onvoldoende zaden bevatte. Uit het onderzoek blijkt dat niet uitgegaan kan worden van de spontane vestiging van doelsoorten, terwijl distels en andere akkeronkruiden zich juist gemakkelijk vestigen – ook bij het inzaaien van gras. Het verzamelen van vloedmerk kan het beste direct na de eerste najaarsstorm plaatsvinden, aangezien daarin veel soorten en individuen aanwezig zijn.
Een hoge grondwaterstand van zilt water heeft een gunstige invloed op de vestigingskans van doelsoorten. Permanent inunderen leidt echter tot afsterven van de gehele vegetatie inclusief doelsoorten. Te weinig opzetten leidt tot de vestiging van veel distels. Alleen opzetten tot vlak onder het maaiveld lijkt de vestiging van distels te kunnen voorkomen.
Zie het artikel in De Levende Natuur ‘Vestiging van binnendijkse brakwater vegetatie langs de Groninger kust’.

 

Herstel van zilte graslanden in Vlaamse kustpolders

In de Uitkerkse Polder probeert het lokale Natuurpunt de zilte graslanden te herstellen van agrarische intensivering door middel van afplaggen. Dit gebied konden de onderzoekers vergelijken met referentiegebieden, waarin de associatie van fioringras met aardbeiklaver nog voorkwam. De vegetatie in deze gebieden werd gedomineerd door kweek, fioringras of zilte rus en geknikte vossenstaart. Het feit dat veel zaden van zilte rus, zilte schijnspurrie, stomp kweldergras en behaarde boterbloem in de diepe bodemlaag werden aangetroffen suggereert dat de zaden van deze soorten lang kunnen leven.
Het loont de moeite de in het verleden opgehoogde zilte graslanden af te plaggen en deze te herstellen door de nu nog lokaal aanwezige zaadvoorraad in de bodem te activeren, concluderen de onderzoekers. Hoe langer wordt gewacht, hoe kleiner de kans is op herstel.
Zie het artikel in De Levende Natuur ‘Herstel van zilte graslanden in Vlaamse kustpolders’.

 

Loevestein Munnekeland (Natura 2000)

In het Natura 2000 gebied Loevestein is door een dijkverlegging en maaiveldverlaging een groot gebied ontstaan met afwisselend overstromingsgraslanden en rietmoerassen. In het Natura2000-beheerplan wordt dit deel de centrale komgronden genoemd. Zowel voor de ontwikkeling van riet als voor het overstromingsgrasland wordt in het voorjaar zo lang mogelijk water vastgehouden en wanneer mogelijk water ingelaten. Het gebied wordt extensief jaarrond begraasd met koeien en paarden. De rietpercelen zijn uitgerasterd. Door de afwisseling van zand en klei vestigen zich veel verschillende pionierplantensoorten zoals ratelaars, kruisdistel, veldsalie, maar ook insecten als de gouden sprinkhaan.  In dit Natrura2000-gebied worden langs de rivier grote oppervlakten overstromingsgrasland intensief beheerd. Deze percelen worden vroeg in het voorjaar gecontroleerd op broedvogels. Wanneer het mogelijk is, zonder verstoring van broedvogels worden de overstromingsgraslanden half april gemaaid en in de zomer een tweede keer. Het maaisel wordt afgevoerd. Dit verschralend beheer leidt tot de ontwikkeling van soortenrijk glanshaverhooiland. Soorten als goudhaver en karwijvarkenskervel worden al gevonden.

Gerelateerde OBN onderzoeken

Helaas, geen gerelateerde OBN onderzoeken gevonden.

Gerelateerde overige publicaties

Effecten van natuurherstel op de broeikasgasbalans van natuurgebieden

- jul 2024

Gerelateerde activiteiten

Komende activiteiten

20 mrt 2025Veldwerkplaats

Bodembiologie

Afgeronde activiteiten

Helaas, geen gerelateerde activiteiten.