N17.05 Wilgengriend

Beheertypen N17.05 Wilgengriend hoort bij:

N17 Cultuurhistorische bossen

Rivierenlandschap

Algemeen

De grienden komen zowel binnendijks als buitendijks voor, buitendijks vooral als getijdegriend. Als grienden periodiek door rivierwater overstroomd worden en niet meer regelmatig onderhouden vallen ze ook onder zachthoutooibossen. Wilgengrienden vormen van oudsher een karakteristiek onderdeel van het rivieren- en zoetwatergetijdenlandschap. In een traditioneel beheerde griend wordt de hergroei op de hakhoutstoven doorgaans elke 3 tot 5 (hooguit 10) jaar afgezet. Nog intensiever beheerde grienden hebben een 1- of 2-jarige kapcyclus. Buitendijks werden met name de zwaardere en langere wilgensoorten gekweekt die geschikt zijn als hakgriend. Binnendijks werd voornamelijk jaarlijks geoogst snijgriend gekweekt, maar tegenwoordig vaak hakgriend. De grienden hebben over het algemeen een weelderige ondergroei onder anderen van mossen en levermossen, en zijn rijk aan vogels en insecten.

Getijdegrienden kennen door de getijde beweging dagelijks grote verschillen in waterstanden. In getijdegrienden kunnen bijzondere soorten als zomerklokje en spindotterbloem aanwezig zijn.

De wilgenteelt in de natte griendbossen vereist een goede beheersing van de waterhuishouding. Greppels en duikers in de grienden dienen vooral voor de afwatering, kaden om het water binnen de griend vast te houden.

In getijdegrienden bepalen eb en vloed het tijdstip waarop beheeractiviteiten kunnen worden uitgevoerd.

 

Afbakening

  • Wilgengrienden worden periodiek laag bij de grond afgezet, lager dan 1,5m.
    Kenmerkend voor het beheertype is de aanwezigheid van hakhoutstoven van smalbladige wilgensoorten.
  • Meestal dient om de 2 tot 5 jaar gehakt te worden.
  • Wilgengrienden staan op natte bodem en kunnen zowel binnen- als buitendijks voorkomen.

 

Bron: BIJ12 Index Natuur en Landschap

Bedreigingen en kansen

Dalende vraag wilgentakken

Griendbossen zijn aangelegd voor een specifiek product: wilgentakken en wilgenhout met een relatief geringe diameter. Tegenwoordig is de markt voor dit type wilgenhout zeer beperkt. Het griendwerk is zeer zwaar en arbeidsintensief en dus kostbaar. Inmiddels zijn de hoge beheerkosten een belemmering om grienden te beheren. Een kapbeurt van een griend, regulier onderhoud van greppels en inboeten van een griend kost tussen de 10.000 en 15.000 euro per hectare. Op slechts enkele plaatsen, met name in het zoetwatergetijdengebied, komen nu nog onderhouden grienden voor. Deze grienden worden om museale reden beheerd. Voorbeelden hiervan zijn Pannekoek in de Biesbosch en de Rhoonse grienden. Deze grienden zijn vaak voldoende om aan de zeer kleine vraag naar griendhout voor waterwerken te voldoend (wiephout).

 

Verontreiniging

De ligging aan de grote rivieren maakt de buitendijkse wilgengrienden zeer gevoelig voor verontreiniging vanuit het achterland. Dit geldt in nog sterkere mate voor het (voormalige) zoetwatergetijdengebied, waar de waterbeheersing gericht was op opslibbing van de bodem.

 

Isolatie

Door ruilverkavelingen in het aangrenzende gebied zijn na de Tweede Wereldoorlog veel binnendijkse grienden als eilanden in een cultuursteppe komen te liggen. Dit heeft niet alleen gevolgen gehad voor de waterhuishouding, maar ook voor de kans op uitsterven van zeldzame en kwetsbare soorten.

 

Erosie

Een specifiek probleem voor wilgengrienden in het voormalige zoetwatergetijdengebied en de benedenstroomse uiterwaarden is de erosie van oevers. Gevreesd wordt dat hierdoor op termijn aanzienlijke oppervlakten (voormalig) griendbos zullen verdwijnen. Anderzijds kan versterkte erosie wellicht helpen de stagnerende vegetatieontwikkeling in de doorgeschoten en overwoekerde grienden weer vlot te trekken.

Herstel en inrichting

Waterhuishouding

Voorwaarde voor een griendcultuur is een goed functionerende hydrologische infrastructuur. Herstel van verwaarloosde grienden begint daarom met het weer op diepte brengen van de greppels en herstel van het netwerk van kades en duikers.
Optimale groeiomstandigheden voor wilgen wat betreft de vochttoestand vereisen een GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) van minimaal 25 cm onder maaiveld en een GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) die niet dieper ligt dan 120 cm onder maaiveld. Daarvoor zijn ook de nodige ‘kunstwerken’ nodig: greppels en duikers voor de afwatering en kades om het water vast te houden.

 

Tegengaan van verruiging

Voor wilgengrienden is het tegengaan van verruiging door met name brandnetel en distel belangrijk, omdat wilgenstoven zich anders niet goed ontwikkelen, grienden ontoegankelijk worden en het risico op ziekten en plagen toeneemt. Verruiging treedt het sterkst op in grienden die aan het verdrogen zijn. Van oudsher werd met de zeis gemaaid, tegenwoordig wordt ook chemische bestrijding toegepast.

Ook voor het herstel van middenbosbeheer is beteugeling van explosieve groeiers als bosrank en braam van groot belang. Dit kan gebeuren door maaien of klepelen, gevolgd door afvoeren. Zonder afvoer zal de maatregel averechts werken.

 

Behouden of laten doorschieten?

Wilgengrienden zijn onder andere vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevol, en hebben ook een specifieke ecologische waarde. Voor flora en fauna geldt dat bij het doorschieten van de grienden aanvankelijk een verlies aan waarden optreedt en later weer een toename. Dit betekent dat een beheerder van doorschietende wilgengrienden zo snel mogelijk moet beslissen: herstellen of laten gaan.

De vraag is dan wel welke grienden in aanmerking zouden moeten komen voor herstelbeheer. Vanuit cultuurhistorisch perspectief zijn dit in de eerste plaats de grienden dichtbij een bezoekerscentrum of museum. Vanuit botanisch oogpunt geldt dat herstel van grienden het meest kansrijk is in het zoetwatergetijdengebied en in de uiterwaarden die laaggelegen zijn en nog regelmatig kunnen overstromen. Vanuit landschappelijk en faunistisch oogpunt is het echter ook aan te bevelen wilgengrienden in de binnendijkse komklei- en klei-op-veengronden in het rivierengebied te bewaren en waar nodig te herstellen. Zie beheercasus voor voorbeelden van doorgeschoten en behouden grienden.

Beheercasus

Doorgeschoten griend in de Biesbosch

In de Biesbosch zijn twee doorgeschoten grienden onderzocht door Alterra in het kader van het onderzoek naar bosreservaten: de Oude Kat in de Sliedrechtse Biesbosch en Keijzersdijk in de Brabantse Biesbosch). Het ging om grienden die in de jaren ‘50 van de vorige eeuw voor het laatst gekapt zijn. Aanvankelijk ontwikkelde deze doorgeschoten grienden zich monotoon met tot wilgenstaken ontwikkelende stoven. Het gelijkjarige bos had een monotone opbouw en een ondergroei van ruigtekruiden. Na 40 jaar ontstonden door stormen een heel structuurrijk wilgenbos. Omgewaaide wilgen liepen weer uit op de stam. De wortelkluiten zorgden voor kleine hele droge milieus waarbij er achter de wortelkluiten een poel ontstond. De door wind opengewaaide plekken in het bos ontwikkelden zich tot ruigte. Naast bossoorten als ijle zegge, bloedzuring, speenkruid, groot heksenkruid zijn nieuwe soorten in het structuurrijke bos gevestigd zoals knopig helmkruid op wortelkluiten, tongvaren en steenbreekvaren op omgewaaide bomen en bosmuur. Voor typische bosbewonende vogels geldt hetzelfde. Naarmate de doorgeschoten grienden ouder dan 40-50 jaar zijn en door storm meer structuur krijgen kunnen spechtensoorten zich vestigen soorten als appelvink en wielewaal.
Meer over dit onderzoek aan doorgeschoten griend in het rapport Wentelwilgen, wortelkluiten en wave diebacks.

 

Behouden griend in de Biesbosch

De Pannekoek is een voorbeeld van een griend die behouden is gebleven en nog steeds onderhouden wordt om museale doeleinden. Het gebied is circa 12 hectare groot. Belangrijk is dat je voor zo´n ‘museumgriend’ een flinke oppervlakte nodig hebt om alle stadia te kunnen laten zien. Deze griend is goed te bezoeken.

Gerelateerde OBN onderzoeken

Helaas, geen gerelateerde OBN onderzoeken gevonden.

Gerelateerde overige publicaties

Hoe kan natuurinclusieve landbouw bijdragen aan de ecologische opgave van PAGW in het rivierengebied?

- mei 2024

Gerelateerde activiteiten

Komende activiteiten

20 mrt 2025Veldwerkplaats

Bodembiologie

20 mrt 2025Webinar

Ophogen beekbodems

16 apr 2025Veldwerkplaats

Insectvriendelijk maaibeheer

Afgeronde activiteiten

19 okt 2023Webinar

De ene braam is de andere niet