Home > Gewaskeuze

Gewaskeuze

Akkerbouwers kiezen ieder jaar de gewassen die zij in het bouwplan opnemen. Deze keuze heeft direct effect op hun verdienmodel én op de diversiteit aan gewassen in akkerbouwgebieden en dus ook op de biodiversiteit. Hieronder volgen een aantal maatregelen voor de gewaskeuze met toelichting over de effecten op soortgroepen.

Gewaskeuze

Hieronder volgen een aantal maatregelen voor de gewaskeuze met toelichting over de effecten op soortgroepen.

granen telen
peulvruchten telen
grasklaver telen
productief kruidenrijk grasland
bloeiende gewassen telen
meerjarige gewassen telen
gevarieerd bouwplan

 

Granen telen

Bij deze maatregel worden er winter- en/of zomergranen verbouwd. Granen zijn maaigewassen, deze hebben minder intensieve grondbewerking nodig dan rooigewassen. Ook zorgen granen voor een intensieve beworteling van de bodem. De gewasresten (wortels, stoppels en bij voorkeur ook het stro) blijven na de oogst achter en voeden het bodemleven. Wintergranen hebben als voordeel dat er in het voorjaar geen grondbewerkingen nodig zijn, omdat ze in het najaar gezaaid worden. Zomergranen worden in het voorjaar gezaaid en zijn onkruidgevoeliger. Op gebiedsniveau is een variatie aan winter- en zomergranen aan te raden, zodat er spreiding is van zaai- en oogstmomenten.

Granen ondersteunen de volgende soortgroepen:

  • De stoppels, gewasresten en stro, die achterblijven na de teelt, zijn voedsel voor regenwormen;
  • Loopkevers en spinnen foerageren in graanakkers, mits insecticiden vermeden worden;
  • Graan is een maaigewas en de bodem wordt relatief weinig bewerkt, dat is ook gunstig voor regenwormen, keverlarven en spinnen;
  • Bladluizen in granen zijn voedsel voor larven van zweefvliegen en gaasvliegen, mits niet bestreden met insecticiden;
  • Granen zijn broedbiotoop voor gele kwikstaart, veldleeuwerik, kwartel en kiekendieven;
  • Akkerzangers foerageren in graanpercelen, mits insecticiden vermeden worden.

Granen leveren financieel minder op dan rooigewassen en meer granen in het bouwplan betekent dus vaak minder inkomsten voor de akkerbouwer. Granen telen draagt bij aan een goede score op de KPI gewasdiversiteit, KPI percentage rustgewassen en KPI organischestofbalans.

 

Peulvruchten telen

Onder deze maatregel valt de teelt van droog te oogsten peulvruchten (veldbonen, lupine, droogbonen). Deze gewassen maken nu maar een klein deel uit van het akkerbouwareaal in Nederland (< 2% van het akkerbouwareaal), terwijl dit in het verleden veel meer was. Peulvruchten hebben verschillende agronomische, ecologische en maatschappelijke voordelen. Ze zijn een plantaardig alternatief voor vlees en een belangrijke bron van nectar en stuifmeel voor bloembezoekende insecten. Ook zorgt de intensieve beworteling van peulvruchten voor een goede bodemstructuur. Peulvruchten vragen weinig bemesting, omdat zij stikstof kunnen binden en zorgen voor mobilisatie van fosfaat in de bodem, zodat deze weer opneembaar wordt voor planten.

Peulvruchten ondersteunen de volgende soortgroepen:

  • De stoppels en gewasresten, die achterblijven na de teelt, zijn voedsel voor regenwormen;
  • Loopkevers en spinnen foerageren in de akkers met peulvruchten, mits insecticiden vermeden worden;
  • Peulvruchten zijn maaigewassen en de bodem wordt relatief weinig bewerkt, dat is ook gunstig voor regenwormen, keverlarven en spinnen;
  • De bloei van peulvruchten is aantrekkelijk voor volwassen zweefvliegen en gaasvliegen, zandbijen en hommels. Insecticiden zijn niet toegestaan tijdens de bloei;
  • Bladluizen in peulvruchten zijn voedsel voor larven van zweefvliegen en gaasvliegen, mits niet bestreden met insecticiden;
  • Peulvruchten zijn broedbiotoop voor gele kwikstaart, veldleeuwerik, kwartel en kiekendieven;
  • Peulvruchten bieden aantrekkelijk voedsel voor akkerzangers mits insecticiden vermeden worden.

Het saldo van peulvruchten is vergelijkbaar met die van granen en ligt lager dan de meeste rooigewassen. Het betekent dus vaak minder inkomsten voor de akkerbouwer. Wel wordt de teelt gestimuleerd door de eco-activiteiten van het GLB. Peulvruchten telen draagt bij aan een goede score op de KPI gewasdiversiteit, KPI percentage rustgewassen, KPI organischestofbalans en KPI stikstofbedrijfsoverschot.

 

Grasklaver telen

Grasklaver dient in de akkerbouw als groenbemester en draagt bij aan het verbeteren van de bodemkwaliteit. De stikstofvastlegging van klaver vermindert de behoefte aan kunstmest. Daarnaast onderdrukt het meerjarig telen van grasklaver de onkruiddruk. Zaaien van grasklaver geschiedt meestal in het najaar. Vervolgens blijft het 1.5 jaar staan tot het vroeg in het voorjaar wordt ondergewerkt. Ondergewerkte grasklaver verhoogt het gehalte aan bodemorganische stof, dat geleidelijk nutriënten biedt aan het volggewas. Het maaisel, dat gedurende het veldseizoen wordt geoogst, dient als maaimeststof op het land of als veevoer. Ook kan het bijvoorbeeld geruild worden voor ruige stalmest afkomstig van een veehouder in de buurt.

Grasklaver ondersteunt de volgende soortgroepen:

  • De gewasresten zorgen voor een continu aanbod van voedsel voor regenwormen;
  • De relatief lange periode zonder bodembewerkingen biedt regenwormen veiligheid;
  • Sommige loopkever- en spinnensoorten vinden beschutting in grasklaver, voor andere soorten is het gewas te dicht;
  • Hommels en dagvlinders (kroeglopers) komen op de nectar van de klavers af, mits deze tot bloei komen;
  • Veldleeuwerik broedt in grasklaver. Het broedsucces hangt wel af van het maaimoment en de maai-intervallen;
  • Struweel- rand- en ruigtebroeders foerageren op de verschillende insectensoorten en spinnen in grasklaver;
  • Steltlopers foerageren op regenwormen in grasklaver;
  • Muizeneters jagen op muizen in grasklaver.

Grasklaver vraagt weinig arbeid en levert een groenvoedergewas of een maaimeststof op. Grasklaver telen draagt bij aan een goede score op de KPI gewasdiversiteit, KPI percentage rustgewassen, KPI percentage bodembedekking, KPI organischestofbalans en de KPI stikstofbedrijfsoverschot.

 

Productief kruidenrijk grasland

Productief kruidenhoudend grasland (of productief kruidenrijk grasland) wordt ingezaaid met als hoofddoel om kwalitatief goed ruwvoer te produceren. Zaadmengsels voor productief kruidenhoudend grasland bevatten naast productieve grassen tenminste acht soorten klavers en kruiden die minimaal 25% van het gewichtspercentage uitmaken. Het gaat vaak om soorten als rode en witte klaver, cichorei, smalle weegbree, duizendblad en karwij. In augustus bedekken klavers en kruiden minimaal 25% van het gewas. Vanwege de bloeiende kruiden draagt het bij aan voedsel voor bloembezoekende insecten. De stikstofbinding van klavers vermindert inzet van bemesting en de verschillende typen beworteling zijn gunstig voor de bodemstructuur en bodemorganische stof. Het beheer ervan is wel vrij intensief, met meerdere maaibeurten per jaar, waardoor het voor insecten en grondbroedende vogels een gevaar kan opleveren. Het advies is om bij iedere maaibeurt 15% tot bloei te laten komen en maximaal vier keer per jaar te maaien.

Productief kruidenrijk grasland ondersteunt de volgende soortgroepen:

  • De gewasresten zorgen voor een continu aanbod van voedsel voor regenwormen;
  • De relatief lange periode zonder bodembewerkingen biedt regenwormen veiligheid;
  • Sommige loopkever- en spinnensoorten vinden beschutting in productief kruidenrijk grasland, voor andere soorten is het gewas te dicht;
  • Gele zweefvliegen, hommels en dagvlinders (kroeglopers) komen op nectar en/of stuifmeel in het mengsel af, mits de kruiden tot bloei komen;
  • Veldleeuwerik, kievit en wulp broeden in kruidenrijk grasland. Het broedsucces hangt sterk af van maaimoment en maai-intervallen;
  • Struweel-, rand- en ruigtebroeders foerageren op de insecten en spinnen in kruidenhoudend grasland;
  • Steltlopers foerageren op regenwormen in productief kruidenhoudend grasland;
  • Muizeneters jagen op muizen af in kruidenrijk grasland.

Productief kruidenrijk grasland kan, afhankelijk van de grondsoort, zo’n 10 ton droge stof per hectare per jaar opleveren, zonder dat de voederwaarde onderdoet voor Engels raaigras. Het zaaizaad is wel 100-200 euro duurder dan een standaardmengsel met uitsluitend productieve grassen. Productief kruidenrijk grasland draagt bij aan een goede score op de KPI gewasdiversiteit, KPI percentage rustgewassen, KPI percentage bodembedekking en KPI organischestofbalans of de KPI kruidenrijk grasland (melkveehouderij).

 

Bloeiende gewassen telen

Bloeiende gewassen zijn een bron van voedsel voor bestuivende insecten. Welke soorten precies gestimuleerd worden hangt af van het gewas. Meestal gaat het om algemeen voorkomende bloembezoekende insecten, soms ook om zeldzame soorten. Daarnaast trekken sommige bloeiende gewassen natuurlijke vijanden van plaaginsecten aan. Deze helpen bij de regulering van plaagpopulaties, waardoor het gebruik van gewasbescherming kan worden verminderd. Voorbeelden van bloeiende gewassen zijn o.a. grasklaver, koolzaad, facelia, boekweit, veldboon, lupine, luzerne, zonnebloem en vlas. Ook kan gedacht worden aan vruchtdragende gewassen als appel, pruim, peer of klein fruit.

Bloeiende gewassen ondersteunen de volgende soortgroepen:

  • De bloei is (afhankelijk van het gewas) aantrekkelijk voor volwassen zweefvliegen en gaasvliegen en sommige soorten zandbijen, hommels en dagvlinders, mits tijdens de bloei geen insecticiden worden gebruikt;
  • Gele zweefvliegen leggen grote afstanden af en vertrekken na de bloei van het gewas naar andere nectarbronnen. Voor andere bloembezoekende insecten zijn aanvullende lokale bronnen ven nectar belangrijk;
  • Bloeiende gewassen dragen bij aan een hoge insectendichtheid, mits insecticiden worden vermeden. Dat levert een groter voedselaanbod van akkerbroeders, struweel-, ruigte- en randbroers en broeders van watergangen op;
  • Sommige bloeiende gewassen zijn broedbiotoop voor gele kwikstaart, grasmus en blauwborst;
  • Zaden van bloeiende gewassen zijn aantrekkelijk voedsel voor zaadeters.

Bloeiende gewassen leveren vaak minder op dan rooigewassen, maar het saldo verschilt per gewas. Bloeiende gewassen telen draagt bij aan een goede score op de KPI gewasdiversiteit en mogelijk ook aan de KPI percentage rustgewassen en KPI organischestofbalans.

 

Meerjarige gewassen telen

Onder meerjarige gewassen worden hoofdgewassen verstaan die minstens twee jaar blijven liggen, zonder dat ze opnieuw gezaaid worden. Voorbeelden hiervan zijn: graszaad, luzerne, miscanthus en zonnekroon. De bodem krijgt hierdoor meer rust, meer organische stof en een betere bodemstructuur.

Meerjarige gewassen ondersteunen de volgende soortgroepen:

  • De gewasresten zorgen voor een continu aanbod van voedsel voor regenwormen;
  • De relatief lange periode zonder bodembewerkingen biedt regenwormen, keverlarven en spinnen veiligheid;
  • Meerjarige gewassen als graszaad en luzerne zijn een aantrekkelijk habitat voor grondbroeders, zoals veldleeuwerik en kwartel. Het broedsucces hangt sterk af van maaimoment en maai-intervallen;
  • Steltlopers zoeken juist kale akkers op om te nestelen;
  • Muizenpopulaties nemen toe in meerjarige gewassen, waardoor ook het voedselaanbod voor muizeneters en uilen toeneemt.

De kosten en baten verschillen per gewas. Meerjarige gewassen tellen op dit moment mee als eco-activiteit van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, vanaf het tweede jaar dat deze onderdeel zijn van het bouwplan.
Meerjarige gewassen telen draagt bij aan een goede score op de KPI gewasdiversiteit, KPI percentage rustgewassen, KPI percentage bodembedekking en KPI organische stof aanvoer.

 

Gevarieerd bouwplan

Onder meerjarige gewassen worden hoofdgewassen verstaan die minstens twee jaar blijven liggen, zonder dat ze opnieuw gezaaid worden. Voorbeelden hiervan zijn: graszaad, luzerne, miscanthus en zonnekroon. De bodem krijgt hierdoor meer rust, meer organische stof en een betere bodemstructuur.

Meerjarige gewassen ondersteunen de volgende soortgroepen:

  • De gewasresten zorgen voor een continu aanbod van voedsel voor regenwormen;
  • De relatief lange periode zonder bodembewerkingen biedt regenwormen, keverlarven en spinnen veiligheid;
  • Meerjarige gewassen als graszaad en luzerne zijn een aantrekkelijk habitat voor grondbroeders, zoals veldleeuwerik en kwartel. Het broedsucces hangt sterk af van maaimoment en maai-intervallen;
  • Steltlopers zoeken juist kale akkers op om te nestelen;
  • Muizenpopulaties nemen toe in meerjarige gewassen, waardoor ook het voedselaanbod voor muizeneters en uilen toeneemt.

De kosten en baten verschillen per gewas. Meerjarige gewassen tellen op dit moment mee als eco-activiteit van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, vanaf het tweede jaar dat deze onderdeel zijn van het bouwplan.
Meerjarige gewassen telen draagt bij aan een goede score op de KPI gewasdiversiteit, KPI percentage rustgewassen, KPI percentage bodembedekking en KPI organische stof aanvoer.

Activiteiten agenda

Komende activiteiten

Helaas, geen gerelateerde activiteiten.

Afgeronde activiteiten

Helaas, geen gerelateerde activiteiten.