Graslandvlinders
Graslandvlinders zijn typerend voor goed ontwikkelde grasvegetaties zoals graslanden en wegbermen.
Algemeen
Graslandvlinders zijn dagvlinders die typerend zijn voor goed ontwikkelde grasvegetaties zoals grasland en wegbermen. Tot deze groep behoren bijvoorbeeld bruin blauwtje, bruin zandoogje, icarusblauwtje en klein geaderd witje. Deze vier soorten dagvlinders zijn allen algemeen in Nederland en komen ook in akkerbouwgebieden voor.
Behoeften van graslandvlinders
De behoeften van graslandvlinders kunnen worden samengevat in vier belangrijke factoren: Voedsel, Veiligheid, Voortplanting en Verplaatsing. Deze “vier V’s” geven inzicht in wat deze soortgroep nodig heeft om te overleven en succesvol te zijn in het agrarische landschap.
Voedsel
De rupsen van de graslandvlinders foerageren op specifieke plantensoorten, hun waardplanten. Relevante waardplanten voor deze soorten zijn: geraniumsoorten voor het bruin blauwtje, verschillende grassen voor het bruin zandoogje, vlinderbloemigen voor het icarusblauwtje en kruisbloemigen voor het klein geaderd witje. Volwassen graslandvlinders drinken nectar, maar hebben een minder strikte voorkeur voor bepaalde plantensoorten. Favoriete nectarplanten voor hen zijn soorten als jacobskruiskruid, akkerdistel, duizendblad en klavers.
Veiligheid
De volwassen vlinders overnachten of schuilen voor slecht weer, laag in de vegetatie, vaak onderaan de bloeiwijze van planten of grassprieten. Maaien en ploegen bij koud en nat weer vormt voor de graslandvlinders een bedreiging: ze hebben dan niet genoeg energie om weg te kunnen vliegen. De rupsen foerageren vaak laag in de vegetatie, waar ze vaak wel goed beschermd zijn. Soorten die overwinteren als rups of als pop zijn echter kwetsbaar: werkzaamheden in het grasland hebben een negatieve impact op hun overlevingskansen.
Voortplanting
Deze vlindersoorten planten zich in het late voorjaar of in de zomer voort. De paring gebeurt met mooi weer, vaak in de vegetatie. Tijdens deze periode moet er een ruim nectaraanbod zijn omdat het paringsgedrag veel energie kost. Vervolgens worden de eitjes op of vlak bij de waardplanten gelegd, waarna de jonge rupsen na één tot enkele weken uit de eitjes kruipen.
Verplaatsing
Het bruin blauwtje is een erg honkvaste soort. Hij verplaatst zich vrijwel nooit meer dan 300 meter vanaf de plek waar hij als rups is opgegroeid tenzij de populatiedichtheden te hoog worden. De overige drie graslandvlinders zijn vrij mobiele soorten die vaak zwerven op zoek naar nieuwe locaties.
Maatregelen
Om graslandvlinders te ondersteunen en hun leefomgeving te verbeteren, zijn specifieke maatregelen in akkerbouwgebieden nodig. Deze maatregelen richten zich op het creëren van een geschikt habitat:
Verminderen insecticideninzet
Graslandvlinders zijn gevoelig voor insecticiden, dus verminderen van deze stoffen is essentieel.
Natuurvriendelijke oever
Natuurvriendelijke oevers bieden een diversiteit aan bloeiende planten die niet alleen nectar leveren, maar ook schuil- en rustplaatsen voor de vlinders en hun rupsen.
Meerjarige akkerrand
Meerjarige akkerranden met bloemrijke vegetaties en waardplanten zijn essentieel voor voedsel en voortplanting, en bieden rust omdat er geen frequente landbouwactiviteiten plaatsvinden.
Extensief kruidenrijk grasland
Extensief beheerd kruidenrijk grasland biedt nectarrijke bloemen en geschikte leefomstandigheden voor rupsen. Ook kunnen graslandvlinders hier de winter overbruggen, in alle verschillende levensstadia waarin zij overwinteren.