Groene dooradering
De groene dooradering van landbouwgebieden bestaat uit groene erven, akkerranden, houtsingels, hagen, bomenrijen etc. Sommige elementen zijn al sinds de ontginning van gebieden aanwezig en hebben naast een ecologische ook een cultuurhistorische waarde. Deze, vaak lijnvormige, houtige en kruidige elementen vormen vaak verbindingen tussen andere natuurelementen, waarlangs soorten zich van A naar B kunnen verplaatsen. Door intensivering van de landbouw zijn veel elementen verdwenen en zijn verbindingen verbroken. Van een goede inrichting en beheer van de groene dooradering kunnen verschillende soorten profiteren.
Groene dooradering
Hieronder volgen een aantal maatregelen voor de gewaskeuze met toelichting over de effecten op soortgroepen.
Bestaande landschapselementen behouden en beter beheren
Heg, haag en struweel
Houtsingel en houtwal
(Hakhout)bosje
Meerjarige akkerrand
Eenjarige akkerrand
Keverbank
Groen erf
Bestaande landschapselementen behouden en beter beheren
In vrijwel alle akkerbouwgebieden zijn bestaande landschapselementen die de tand des tijds hebben overleefd. Denk aan oude (slaper)dijken, steilranden, wijken, slenken, brede bermen, houtwallen, grienden of overhoekjes. Vaak zijn dit ecologische hotspots, die tegelijkertijd van grote cultuurhistorische waarde zijn. Deze elementen kunnen als basis worden genomen voor de natuurinclusieve doorontwikkeling van gebieden. Door de inrichting van het gebied aan te laten sluiten op deze elementen en het beheer ecologisch te optimaliseren, en bij voorkeur gefaseerd uit te voeren, is veel winst te behalen.
- Waarschijnlijk zullen alle soortgroepen hiervan profiteren
De beheerkosten zijn afhankelijk is van het type element. Het beheer is vaak tijdrovend. Voor de meeste landschapselementen zijn beheervergoedingenbeschikbaar, o.a. vanuit het ANLb.
Heg, haag en struweel
Een knip- of scheerheg is een cultuurhistorische heg die door regelmatig knippen een strak en recht uiterlijk heeft. Allerlei soorten maken gebruik van deze heggen. Struweelhagen onderscheiden zich van de knip- en scheerheg door de extensievere vorm van beheer. Het zijn vrij uitlopende hagen van veelal doornige struikvormers, zoals meidoorn en sleedoorn, die eens in de 5 – 7 jaar worden afgezet.
Heggen en hagen verhogen de landschappelijke diversiteit van akkerlandschappen, doordat ze houtige soorten en hogere structuurelementen inbrengen. Ze bieden ook schuil- en voortplantingsplaatsen voor vogels, zoogdieren en insecten. Daarnaast kunnen heggen en hagen, afhankelijk van de soortensamenstelling en het beheer, bloeien en bessen dragen, waardoor ze als voedselbron voor verschillende soorten fungeren. Bij voorkeur worden bij aanplant alleen inheemse, streekeigen soorten gekozen. Heggen en struweelhagen zijn relatief gemakkelijk in te passen in de bedrijfsvoering.
Heg, haag en struweel hebben een gunstig effect op de volgende soortgroepen:
- Bladafval is een voedselbron voor strooiselbewonende en pendelende regenwormen;
- De humuslaag die door bladafval ontstaat is gunstig voor bodembewonende regenwormen en loopkevers;
- De variatie in vegetatiestructuur van heggen en hagen is gunstig voor spinnen;
- Gaasvliegen, gele zweefvliegen, zandbijen, hommels en dagvlinders vinden nectar in bloeiende struiken en veel soorten gebruiken deze lijnvormige, opgaande elementen om zich langs te verplaatsen;
- Zandbijen en hommels nestelen onder de hagen;
- Struweel-, rand en ruigtebroeders bouwen nesten in heggen en hagen (bijv. kneu, grauwe klauwier, roodborsttapuit);
- Patrijs en geelgors nestelen graag onder of naast heggen en hagen;
- Broeders van watergangen foerageren in heggen en hagen en vinden er beschutting;
- Akkerzangers en steltlopers prefereren juist een open landschap met weinig opgaande beplanting. Hoge struweelhagen kunnen predatie op deze soorten in de hand werken;
- Overwinterende vogels vinden er zaden en beschutting.
In het eerste jaar zijn er aanlegkosten. In de daaropvolgende jaren zijn er periodieke onderhoudskosten die vanuit het ANLb vergoed kunnen worden. Heg, haag en struweel dragen bij aan een goede score op de KPI natuur- en landschapsbeheer (of de KPI groenblauwe dooradering).
Houtsingel en houtwal
Houtwallen en houtsingels zijn lijnvormige landschapselementen die voor veel soorten een verbindingsweg door het agrarische landschap vormen. Kleine zoogdieren, maar ook amfibieën en insecten, zoals vlinders, maken hier gebruik van, terwijl verschillende vogelsoorten hier nest-, schuil- en voedselgelegenheid vinden. Gefaseerd (hakhout)beheer is bij deze maatregel nodig om gelaagdheid in de houtsingel en houtwal te krijgen en te houden met een kruidlaag, een struiklaag en een boomlaag.
Houtsingel en houtwal hebben een gunstig effect op de volgende soortgroepen:
- Bladafval is een voedselbron voor strooiselbewonende en pendelende regenwormen;
- De humuslaag die door bladafval ontstaat is gunstig voor bodembewonende regenwormen en loopkevers;
- De variatie in vegetatiestructuur van houtsingels en houtwallen is gunstig voor spinnen;
- Groene gaasvliegen, gele zweefvliegen, zandbijen, hommels en dagvlinders vinden nectar in bloeiende struiken en veel soorten gebruiken deze lijnvormige, opgaande elementen om zich langs te verplaatsen;
- Zandbijen en hommels nestelen onder de houtsingels en houtwallen;
- Struweel-, rand en ruigtebroeders bouwen nesten in houtsingels (bijv. kneu, grauwe klauwier, roodborsttapuit);
- Patrijs en geelgors nestelen graag onder of naast houtsingels;
- Akkerzangers en steltlopers prefereren juist een open landschap met weinig opgaande beplanting. Houtsingels kunnen predatie op deze soorten in de hand werken;
- Overwinterende vogels vinden er zaden en beschutting.
In het eerste jaar zijn er aanlegkosten en in de daaropvolgende jaren zijn er periodieke onderhoudskosten die vanuit het ANLb vergoed kunnen worden. Houtsingels en houtwallen dragen bij aan een goede score op de KPI natuur- en landschapsbeheer (of de KPI groenblauwe dooradering).
(Hakhout)bosje
Een hakhoutbos(je) is een vrijliggend landschapselement, met inheemse bomen en/of struiken, dat als hakhout wordt beheerd. Hakhoutbosjes kunnen eeuwenoud zijn en liggen vaak bij boerderijen en op landgoederen. Ze bestaan uit elzen, essen en wilgen in natte klei- en veengebieden en eiken op drogere zandgronden. Het is belangrijk het jaarlijks beheer en de kapcyclus, evenals de schaal waarop deze plaatsvinden, af te stemmen op de boomsoorten en de doelsoorten in het gebied.
Hakhoutbosje heeft een gunstig effect op de volgende soortgroepen:
- Bosjes bieden nestelmogelijkheden, beschutting en voedselvoorraad voor loopkevers en spinnen;
- Groene gaasvliegen vinden er schuil- en overwinteringshabitat;
- Gele zweefvliegen foerageren op bloeiende houtige soorten zoals wilg;
- Hommels kunnen aan de randen van de bosjes nestelen;
- Dagvlinders (kroeglopers) profiteren van de beschutting, vinden een plek om op te warmen en eventueel wat nectarbronnen;
- Struweel-, rand en ruigtebroeders bouwen nesten in bosjes;
- Patrijs en geelgors nestelen graag onder of naast bosjes;
- Akkerzangers en steltlopers prefereren juist een open landschap met weinig opgaande beplanting. Bosjes kunnen predatie op deze soorten in de hand werken;
- Overwinterende vogels vinden er zaden en beschutting.
Er zijn kosten voor de aanleg en het beheer van deze maatregelen. Vanuit het ANLb is er een beheervergoeding mogelijk voor hakhoutbeheer. Bosjes dragen bij aan de KPI natuur- en landschapsbeheer.
Meerjarige akkerrand
Een meerjarige akkerrand is een rand langs een akker bestaande uit grassen, klavers en kruiden die meerdere jaren blijven staan. Akkerranden kunnen bestuivers en natuurlijke vijanden herbergen die bijdragen aan de bestuiving van gewassen en de natuurlijke plaagbestrijding. Ook brengen ze een mozaïekstructuur terug in het cultuurlandschap. Door hun lijnvormige karakter kunnen akkerranden dienen als verbindende elementen tussen twee afzonderlijke brongebieden. De keuze van de ingezaaide soorten hangt af van de regio en het doel van de rand. Mengsels met inheemse, streekeigen soorten hebben de voorkeur.
Meerjarige akkerranden hebben een gunstig effect op de volgende soortgroepen:
- Geen grondbewerking is gunstig voor regenwormen, loopkevers en spinnen;
- Bloeiende kruiden in de akkerrand bieden voedsel aan groene gaasvliegen, gele zweefvliegen, zandbijen, hommels en dagvlinders;
- Insecten en zaden in de akkerrand bieden voedsel aan diverse vogelsoorten, in zomer en winter;
- Veldmuizen nestelen vaak in meerjarige akkerranden, waar roofvogels en uilen van profiteren.
In het eerste jaar zijn er aanlegkosten (zaaizaad) en daarna elk jaar beheerkosten (maaien, afvoeren). Daarnaast wordt er, om de rand aan te leggen, land uit productie genomen. Vanuit het ANLb zijn er beheervergoedingen. Tegenover de kosten staat een verhoging van de natuurlijke vijanden van plaaginsecten, waardoor er minder inzet van bestrijdingsmiddelen nodig is. Een nadeel is dat in meerjarige akkerranden veronkruiding kan optreden (denk aan distels, kweek en bijvoet).
Meerjarige akkerranden dragen bij aan de score op de KPI natuur- en landschapsbeheer (of de KPI groenblauwe dooradering).
Eenjarige akkerrand
Eenjarige akkerranden worden jaarlijks ingezaaid met een mengsel van (bloeiende) cultuurgewassen en akkerkruiden. De randen kunnen jaarlijks meerouleren met bijvoorbeeld de granen in het bouwplan. Deze akkerkruiden bloeien uitbundig en zijn daarom aantrekkelijk voor verschillende bloembezoekende insecten. Eenjarige randen dragen echter weinig bij aan de overwintering van soorten.
Eenjarige akkerranden hebben een gunstig effect op de volgende soortgroepen:
- De diversiteit in eenjarige akkerranden is gunstig voor loopkevers en spinnen, maar het effect is beperkt vanwege het tijdelijke karakter van de randen;
- Bloeiende kruiden in de akkerrand bieden (afhankelijk van de samenstelling) voedsel voor groene gaasvliegen, gele zweefvliegen, zandbijen, hommels en dagvlinders (kroeglopers);
- Insecten en zaden in de akkerrand zijn in de zomer een voedselbron voor diverse vogelsoorten;
- Als de rand in de winter blijft liggen kunnen overwinterende zaadeters en muizeneters er ook van profiteren.
In het eerste jaar zijn er aanlegkosten (zaaizaad) en daarna elk jaar beheerkosten (maaien, afvoeren). Daarnaast wordt er, om de rand aan te leggen, land uit productie genomen. Vanuit het ANLb zijn er beheervergoedingen. Tegenover de kosten staat een verhoging van de natuurlijke vijanden van plaaginsecten, waardoor er minder inzet van bestrijdingsmiddelen nodig is. Een nadeel is dat er veronkruiding kan optreden in eenjarige akkerranden. Omdat de rand niet wordt bemest kunnen soorten als melde, hanepoot en perzikkruid soms de overhand krijgen.
Eenjarige akkerranden dragen bij aan de score op de KPI natuur- en landschapsbeheer (of de KPI groenblauwe dooradering).
Keverbank
Een keverbank is een oplopende strook van ongeveer 3 meter breed en 70 centimeter hoog die wordt ingezaaid met polvormende grassen en kruiden. De bank loopt dwars door akkerbouwpercelen en dient als overwinteringshabitat voor verschillende insecten en ongewervelden. Kevers en spinnen kunnen vanaf daar de percelen koloniseren. Aan iedere zijde langs de lengte van de keverbank wordt ongeveer 1 meter aan braakliggende grond aangehouden. Dit geeft plek aan natgeregende vogels om op te drogen en vormt een buffer tegen de verspreiding van onkruid uit de keverbank richting de akker.
Keverbank heeft een gunstig effect op de volgende soortgroepen:
- Net als meerjarige akkerranden, zijn keverbanken waarschijnlijk gunstig voor regenwormen;
- Keverbanken zijn vooral gunstig voor loopkevers en spinnen, omdat ze overwinteringshabitat bieden;
- Bloeiende kruiden op de keverbanken zijn gunstig voor groene gaasvliegen, gele zweefvliegen, zandbijen, hommels en dagvlinders. Ook bieden ze beschutting aan insecten;
- Akkerzangers en struweel-, rand- en ruigtebroeders hebben profijt van het voedselaanbod en de beschutting die de keverbank biedt. Patrijzen en veldleeuweriken kunnen er nestelen;
- Muizeneters profiteren van de muizen die op de keverbanken leven;
- In de winter zijn er zaden te vinden voor overwinterende vogels.
Aanleg en beheer van een keverbank kosten tijd en geld en er is sprake van inkomstenderving. Er is een beheervergoeding mogelijk vanuit het ANLb. Daar staat tegenover dat keverbanken natuurlijke vijanden van plaaginsecten stimuleren, waardoor de inzet van bestrijdingsmiddelen minder vaak nodig is. Een nadeel is dat er veronkruiding kan optreden vanuit de keverbanken.
Meerjarige akkerranden dragen bij aan de score op de KPI natuur- en landschapsbeheer (of de KPI groenblauwe dooradering).
Groen erf
Erven vormen in veel akkerbouwgebieden de groene stapstenen van het gebied. De afgelopen decennia zijn deze steeds efficiënter ingericht, met silo’s, schuren, stallen en opslagruimten en met meer verharding voor machines. Met verschillende soorten bloemrijke beplanting, een windsingel, poelen en nestkasten kunnen erven worden hersteld als leefgebied van erfbewoners en zo een schakel vormen in ecologische verbindingen in het landelijk gebied.
- Spinnen en allerlei insecten profiteren van maatregelen op het erf, afhankelijk van de genomen maatregelen;
- Struweel-, rand- en ruigtebroeders en overwinterende vogels kunnen nestelen in aangeplante struiken en bomen;
- Nestkasten kunnen holenbroedende vogels of huiszwaluwen ondersteunen;
- Overwinterende vogels kunnen foerageren in besdragende struiken en op zaden.
De kosten bestaan uit eenmalige aanlegkosten en periodieke onderhoudskosten van erfbeplanting. Kunstmatige nestgelegenheid vraagt een eenmalige aanschaf en in sommige gevallen eenmalige installatiekosten. Een groen erf draagt bij aan de score op de KPI natuur- en landschapsbeheer (of de KPI groenblauwe dooradering).