Home > Habitattypen > H2160 – Duindoornstruwelen

H2160 – Duindoornstruwelen

Beheertypen van het H2160 – Duindoornstruwelen zijn:

N01.02 Duin- en kwelder

N08.02 Open duin

N15.01 Duinbos

Algemeen

Het habitattype betreft door Duindoorn (Hippophae rhamnoides) gedomineerde duinen (en vergelijkbare plaatsen elders in het kustgebied). Naast Duindoorn kunnen ook andere struiken met hoge bedekkingen voorkomen, waaronder Gewone vlier (Sambucus nigra), Wilde liguster (Ligustrum vulgare) en Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna).

Duindoorn is voor kieming en vestiging gebonden aan humusarm, kalkrijk zand met een lage indringingsweerstand. Goed ontwikkelde jonge duindoornstruwelen komen dan ook vooral voor na een sterk stuivende fase met Helm (habitattype Witte duinen, H2120), waarbij de relatief kalkrijke bodem ontsloten is. Duindoorn vormt wortelknolletjes met stikstofbindende actinomyceten (Frankia) en heeft een goed verteerbaar bladstrooisel. Op de relatief kalkrijke bodems leidt dit tot trage humusvorming en een verhoogde beschikbaarheid van stikstof. In zeer kalkrijke duinen kunnen deze struwelen enkele eeuwen oud worden.

Voor de biodiversiteit zijn met name de struwelen belangrijk die ontstaan als gevolg van voortgaande successie op meer beschutte plekken (vooral op plekken waar door hellingprocessen organisch materiaal ophoopt). Naast Duindoorn nemen dan de bovengenoemde andere struiken een belangrijke plaats in. Wanneer deze struiken echter te hoog worden, wordt Duindoorn door beschaduwing verdrongen. Op minder beschutte delen kan de successie richting gemengde struwelen echter stagneren. Daarbij ontstaan soortenarme begroeiingen. Zolang de bodem, door overstuiving met kalkrijk zand voldoende kalkrijk blijft, kan Duindoorn zich handhaven. Als de bodem ontkalkt raakt en gaat verzuren, kwijnt hij echter weg. Niet alleen successie kan leiden tot soortenarme begroeiingen. Een groot deel van de huidige

Duindoornstruwelen is soortenarm vanwege hun onnatuurlijke oorsprong: veel duindoorns zijn ontkiemd op geroerde, voedselrijke grond die vrijkwam na het verlaten van akkers, het verwijderen van militaire complexen (mijnenvelden, bunkers) en het inrichten van waterwingebieden.

 

Relatief belang binnen Europa

Het relatief belang binnen Europa is zeer groot. Nederland draagt een grote verantwoordelijkheid voor het habitattype. Ten eerste vanwege de omvang van de oppervlakte in ons land. Verder is de verscheidenheid aan struweelsoorten in de goed ontwikkelde voorbeelden van duindoornstruwelen groot. Ook ligt ons land centraal in het verspreidingsgebied.

 

Bron: natura2000.nl

Gerelateerde OBN onderzoeken

Ruimte voor zand

- mrt 2025

Omgaan met invasieve exoten in de droge duinen

- dec 2024

Wisselbegrazing

Gerelateerde overige publicaties

Helaas, geen gerelateerde publicaties gevonden.

Gerelateerde activiteiten

Komende activiteiten

12 jun 2025Webinar

Werkwijzer LESA Rivierengebied

12 jun 2025Kennisdag

Themadag Veen en CO2

19 jun 2025Webinar

Autochtone bomen en struiken

Afgeronde activiteiten

30 sep 2024Veldwerkplaats

Exoten in het duingebied

24 mei 2023Veldwerkplaats

Werkprotocol konijnen uitzetten voor populatieherstel

11 mei 2023Webinar

Herstel konijnenpopulaties