Het habitattype betreft door Kruipwilg (Salix repens) gedomineerde begroeiingen in de duinen (of verwante plaatsen in het kustgebied), op vochtige of natte plaatsen. Ze vormen een successiestadium dat volgt op vegetaties die behoren tot de Vochtige duinvalleien (H2190). Ze ontwikkelen zich op plaatsen waar zich een laag ruwe humus heeft weten op te bouwen. Rond en Klein wintergroen zijn kenmerkende plantensoorten. De soortenrijkste struwelen zijn op plekken te vinden die niet te zeer ontkalkt zijn.
Begroeiingen met Kruipwilg zijn geenszins tot dit habitattype beperkt. Nauw verwant aan dit habitattype zijn kruipwilgstruwelen met kraaihei: deze behoren tot Duinheiden met kraaihei (H2140). Natte duinvalleien waarin kruipwilg een ondergeschikte rol speelt, behoren evenmin tot het habitattype (ze kunnen wel tot H2190 behoren, maar als Grauwe of Geoorde wilg domineert, is het geen habitattype meer).
Kruipwilgbegroeiingen op droge plaatsen kunnen voorkomen binnen droge duingraslanden (H2130); indien Duindoorn domineert, betreft het Duindoornstruwelen (H2160).
Het relatief belang binnen Europa is groot.
Het habitattype is wijd verspreid langs de Atlantische kust, waarbij ons land centraal ligt in het verspreidingsgebied.
Bron: natura2000.nl
Coördinatie van OBN Natuurkennis door VBNE. Financiering door Ministerie van LVVN, Bij12 en de Europese Unie.
Heb je een vraag? Onze deskundigen
geven je graag advies op maat.
Neem contact op met
Geert van Duinhoven
g.vanduinhoven@vbne.nl
06 225 301 25