Dit habitattype omvat die gedeelten van beken en rivieren die, in meer of mindere mate, zijn begroeid met waterplanten van met name het Verbond van Grote waterranonkel of de Associatie van Doorgroeid fonteinkruid. Deze gedeelten worden gekenmerkt door een relatief grote mate van doorzicht in het water. De stroomsnelheid en de dimensies kunnen zeer verschillend zijn.
Vanwege de grote variatie in levensgemeenschappen, wordt het habitattype verdeeld in twee subtypen. Omdat die variatie vooral samenhangt met de dimensies, is er een subtype voor beken en een subtype voor rivieren onderscheiden. Dit komt grotendeels overeen met de verdeling in de genoemde twee vegetatietypen.
Ook (meer of minder) genormaliseerde / gekanaliseerde vormen van rivieren, riviertjes en beken vallen onder het habitattype. Binnen de gedeelten waar kenmerkende vegetaties voorkomen, worden ook plekken met andere waterplanten en plekken zonder waterplanten tot het habitattype gerekend, omdat de exacte lokatie van de kenmerkende vegetaties van jaar tot jaar kan verschillen.
H3260_A: Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels): groot
Het habitattype komt verspreid voor in de heuvel- en berggebieden van Midden- en Zuid-Europa. De best ontwikkelde voorbeelden van dit subtype van kleinere wateren in ons land nemen een geringe oppervlakte in en zijn in ons land niet optimaal ontwikkeld qua soortensamenstelling. Belangrijker zijn in dit verband de typische begroeiingen van laaglandbeken, waarvoor ons land een belangrijke verantwoordelijkheid heeft. Dat zijn bijvoorbeeld begroeiingen met
Klimopwaterranonkel op plekken waar kwel aanwezig is. Die zijn beperkt tot de Atlantische delen van Europa (Zuid-Zweden tot Portugal) en vrijwel overal bedreigd. Ook onze begroeiingen van laaglandbeken met Waterviolier nemen een centrale plaats in het verspreidingsgebied in (de associatie komt voor van Zuid-Zweden tot in Frankrijk). Onze gemeenschappen met Teer vederkruid liggen aan de westelijke rand van het verspreidingsgebied.
H3260_B Beken en rivieren met waterplanten (grote fonteinkruiden): aanzienlijk
De begroeiingen van subtype B met Doorgroeid fonteinkruid, Rivierfonteinkruid of Vlottende waterranonkel in grote rivieren, zijn in Europees verband niet van bijzondere betekenis.
Dit subtype omvat kleinere, heldere stromende wateren, zoals snel- en langzaam stromende beken, riviertjes, sprengen en duinrellen, met ondergedoken en drijvende waterplanten (met name waterranonkels).
Dit subtype komt voor in de grote rivieren, zowel in de hoofdstroom als in nevengeulen. Het bestaat met name uit begroeiingen van grote fonteinkruiden in langzaam stromend water: vooral doorgroeid fonteinkruid en – in de minder dynamische delen – Rivierfonteinkruid. Bij uitzondering kan het subtype ook voorkomen in snelstromend water, waarbij Vlottende waterranonkel op de voorgrond treedt.
Bron: natura2000.nl
Coördinatie van OBN Natuurkennis door VBNE. Financiering door Ministerie van LVVN, Bij12 en de Europese Unie.
Heb je een vraag? Onze deskundigen
geven je graag advies op maat.
Neem contact op met
Geert van Duinhoven
g.vanduinhoven@vbne.nl
06 225 301 25