Het habitattype betreft enerzijds natte, veel biomassa producerende strooiselruigten op voedselrijke standplaatsen en anderzijds zomen langs vochtige tot droge bossen. Daarbij gaat het alleen om relatief soortenrijke ruigten met bijzondere soorten (soortenarme ruigten met uitsluitend zeer algemene soorten vallen buiten de definitie van het habitattype).
Binnen dit habitattype worden drie subtypen onderscheiden die aansluiten bij de indeling in drie verbonden die tot het habitattypen behoren.
H6430_A Ruigten en zomen (moerasspirea): aanzienlijk
Natte strooiselruigten komen wijd verbreid voor in Europa.
H6430_B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje): zeer groot
Natte strooiselruigten komen wijd verbreid voor in Europa. Internationaal bekeken is van bijzonder belang de soortensamenstelling van het habitattype in ons land. Twee van de vier voor Nederland beschreven associaties (Valeriano-Senecionetum en Oenantho-Althaeetum) komen buiten ons land niet of nauwelijks voor.
H6430_C Ruigten en zomen (droge bosranden): aanzienlijk
Ruigten en zomen van droge bosranden komen wijd verbreid voor in Europa.
Natte, soortenrijke ruigte van zoet, laagdynamisch milieu. Deze ruigten vormen meestal lintvormige oeverbegroeiingen. Ze komen algemeen voor in ons land, met name in de beekdalen, in het rivierengebied en in het laagveengebied. Op de meeste plaatsen betreft het matige vormen met Moerasspirea (Filipendula ulmaria) en Grote valeriaan (Valeriana officinalis) en verder vrijwel uitsluitend zeer algemene soorten.
Van bijzonder belang zijn echter gemeenschappen met zeldzame soorten zoals Lange ereprijs (Veronica longifolia) of Moeraswolfsmelk (Euphorbia palustris). Ook Poelruit (Thalictrum flavum) is een niet-alledaagse plantensoort in deze begroeiingen.
Op veengrond, in het laagveengebied, komen plaatselijk in de natte strooiselruigten zeldzame graslandsoorten voor zoals Moeraslathyrus (Lathyrus palustris) en Kievitsbloem (Fritillaria meleagris). Ruige vormen van Dotterbloemhooilanden (Calthion palustris) worden uitdrukkelijk niet tot het habitattype gerekend.
Natte, soortenrijke ruigte met Harig wilgenroosje en Moerasmelkdistel. Ze worden aangetroffen op veen- en kleibodems, binnen het overstromingsbereik van rivierwater of brak boezemwater. De goede vormen betreffen gemeenschappen met bijvoorbeeld Rivierkruiskruid (Senecio fluviatilis) en zoetwatergetijdensoorten zoals Spindotterbloem (Caltha palustris subsp. araneosa) en Zomerklokje (Leucojum aestivum).
Opmerkelijk zijn ook ruigtebegroeiingen van (zwak) brakke omstandigheden met als bijzonderheden Heemst (Althaea officinalis), Echt lepelblad (Cochlearia officinalis subsp. officinalis), Dodemansvingers (Oenanthe crocata), Zilt torkruid (Oenanthe lachenalii) en Selderij (Apium graveolens).
Droge zoomgemeenschappen van relatief stikstofrijke standplaatsen, die in meerdere of mindere mate worden beschaduwd. Ze komen bijvoorbeeld voor langs heggen en langs bosranden. De standplaatsen worden zelden of nooit door oppervlaktewater overspoeld, waarmee deze begroeiingen zich onderscheiden van de natte strooiselruigten die bij de eerste twee subtypen zijn ingedeeld.
Zeldzame soorten die in ruigten van dit subtype voorkomen zijn onder andere Kruisbladwalstro (Cruciata laevipes), Stijve steenraket (Erisymum hieracifolium), Torenkruid (Arabis glabra) en Kleine kaardebol (Dipsacus pilosus).
Op leemhoudende bodem is soms de zeldzame Welriekende agrimonie (Agrimonia procera) aanwezig.
In de duinen gaat het om overgangen tussen duingraslanden (H2130) en duinbossen (H2180) met onder andere Veldhondstong (Cynoglossum officinale) als vrij zeldzame soort.
Bron: natura2000.nl
Coördinatie van OBN Natuurkennis door VBNE. Financiering door Ministerie van LVVN, Bij12 en de Europese Unie.
Heb je een vraag? Onze deskundigen
geven je graag advies op maat.
Neem contact op met
Geert van Duinhoven
g.vanduinhoven@vbne.nl
06 225 301 25