Het habitattype betreft soortenrijke, bloemrijke hooilanden op tamelijk voedselrijke, doorgaans kleihoudende gronden. Deze hooilanden liggen met name in de uiterwaarden en komgronden van het rivierengebied, in polders met een klei-op-veen-grond of op zavelige oeverwallen in beekdalen en op hellingen en droogdalen in het heuvelland.
De begroeiingen van het habitattype komen ook op de kunstmatig opgebrachte kleihoudende grond van dijken voor. Daar vormen ze linten en liggen ze relatief hoog en droog. De lager gelegen hooilanden van dit habitattype worden af en toe overstroomd. Ook de laaggelegen hooilanden van de vloeiweiden van de Kempen horen bij dit habitattype. Daar zijn relatief schrale hooilanden met een bijzondere soortensamenstelling ontstaan onder invloed van bevloeiing met
Maaswater.
Bermen worden niet tot het habitattypen gerekend, omdat in de Europese handleiding sprake is van ‘meadows’.
Het relatief belang binnen Europa is zeer groot (subtypen A en B).
H6510_A Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver). Glanshaverhooilanden (subtype A) komen wijd verspreid in Europa voor, maar in het rivierengebied zijn vlakdekkende vormen zeldzaam en juist in Nederland komen deze nog lokaal voor.
H6510_B Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart). Nederland herbergt binnen dit subtype een van de twee grootste populaties van de wilde kievitsbloem in Europa (in het Zwarte Water). Om geografische redenen is het grasland met weidekervel (subtype B) van internationale betekenis: deze begroeiingen vormen een westelijke voorpost van het areaal.
De plantengemeenschappen van dit habitattype in ons land worden gerekend tot twee plantensociologische verbonden. Overeenkomend met deze indeling in verbonden worden binnen dit habitattype twee subtypen onderscheiden:
Glanshaverhooiland (verbond Arrhenatherion elatioris). Dit type is aanwezig in hoge delen van de uiterwaarden, op dijken, op oeverwallen langs beken en op hellingen en droogdalen in het heuvelland.
Vossenstaartgrasland (Alopecurion pratensis). Dit type is aanwezig in lager gelegen (vaker overstroomde) delen van de uiterwaarden en in polders met een klei-op-veen-dek. Het omvat ook de graslanden met wilde kievitsbloem en graslanden met weidekervel.
Bron: natura2000.nl
Coördinatie van OBN Natuurkennis door VBNE. Financiering door Ministerie van LVVN, Bij12 en de Europese Unie.
Heb je een vraag? Onze deskundigen
geven je graag advies op maat.
Neem contact op met
Geert van Duinhoven
g.vanduinhoven@vbne.nl
06 225 301 25