Home > Habitattypen > H7110 – Actieve hoogvenen

H7110 – Actieve hoogvenen

Beheertypen van het H7110 – Actieve hoogvenen zijn:

N01.04 Zand- en kalklandschap

N06.03 Hoogveen

N06.06 Zuur ven of hoogveenven

Algemeen

Het habitattype betreft hoogveensystemen waar sprake is van een goed functionerende toplaag (acrotelm) met actieve hoogveenvorming. Actieve hoogveenvorming houdt in dat de door veenmossen gedomineerde vegetatie meer organisch materiaal vormt dan er wordt afgebroken. Het levende hoogveen houdt veel regenwater vast en in het natte, zure hoogveenmilieu verteren afgestorven plantendelen heel erg langzaam, waardoor deze ophopen.
Het systeem groeit dus omhoog en houdt als een spons water vast. Kenmerkend zijn dominantie van veenmossen, een microreliëf met tot circa 50cm hoge bulten en slenken en permanent hoge waterstanden. De veenmossen domineren zowel in de slenken als op de bulten. De bulten vallen extra op doordat ze meestal zijn getooid met een begroeiing van dwergstruiken zoals gewone dophei (Erica tetralix) of struikhei (Calluna vulgaris). De begroeiingen van de bulten maken deel uit van het verbond Oxycocco-Ericion, die van de slenken worden tot het Rhynchosporion gerekend. De ecologische omstandigheden veranderen langs de laag-hoog gradiënt van het open water, via de natte slenken en veenmostapijten naar de hoge bulten.

In sommige hoogvenen is het onderscheid tussen slenken en bulten minder uitgesproken. Van de bultbewonende dwergstruiken kan vooral kleine veenbes (Oxycoccus palustris) ver omlaag doordringen tot in de slenken, terwijl een in beginsel slenkbewonende plant als de witte snavelbies (Rhynchospora alba) tot hoog in de bulten weet stand te houden.
Een actief hoogveen onderscheidt zich van een aangetast hoogveen (habitattype H7120), doordat er een goed functionerende veenmoslaag aanwezig is (de acrotelm) die ervoor zorgt dat het hoogveensysteem functioneert. De veenmoslaag draagt sterk bij aan de stabiliteit van de waterhuishouding. Zie verder bij H7120. De actieve hoogvenen van het habitattype kunnen voorkomen op landschapsschaal of op kleinere schaal.

Een compleet levend hoogveen is een groot systeem met een stabiele waterhuishouding in een hoogveenlandschap. Hoogvenen hebben een markante lensvorm met aan de randen vaak een zogenoemde lagg-zone met open water, die de overgang vormt met het omringende minerale landschap. Op overgangen naar laagveen, meren of rivieren kunnen van nature broekbossen of tril- of overgangsvenen (H7140) voorkomen, of natte schraallanden wanneer de zone als hooiland
wordt gebruikt. Naast het patroon van bulten en slenken kan het hoogveensysteem gekenmerkt worden door dystrofe, d.w.z. door humuszuren gekleurde poelen (meerstallen) en complexe patronen van geulen en laagten die water vanuit de hoogveenkern afvoeren naar de rand van het systeem. In de lagg-zone en het overgangsveen domineren schijngrassen en de begroeiing bevat kenmerkende bijzondere soorten zoals Veenbloembies (Scheuchzeria palustris).

Op kleinere schaal komt actief hoogveen voor in laagten in het heidelandschap, als heideveentjes en hellingveentjes. Bij veen langs hellingen spreekt men ook van ‘rheotroof hoogveen’. Beide soorten van veentjes vertonen doorgaans de structuur van bulten en slenken. Een lensvorm en lagg-zones ontbreken echter. Tenslotte komt hoogveenontwikkeling voor in het laagveenlandschap, maar voorlopig alleen in de vorm van vochtige heide (H4010B). Mogelijk vormt zich hieruit op lange termijn actief hoogveen (H7110).

Binnen dit habitattype worden twee subtypen onderscheiden. De indeling is gebaseerd op de verschillende schaalniveaus van het actief hoogveen.

 

Relatief belang binnen Europa

Het relatief belang binnen Europa is zeer groot (subtypen A en B). De hoogvenen van de West-Europese laagvlakte langs de Atlantische kust (Nederland, Noord Duitsland) vormen binnen Europa een apart type (lenshoogvenen of vlakke hoogvenen).
Van dit type zijn slechts kleine gedeelten in min of meer ongerepte staat behouden gebleven. Het habitattype is gigantisch achteruitgegaan in West-Europa. Daarom verdienen deze lenshoogvenen alle aandacht van de natuurbescherming, waarbij de nog aanwezige restanten (inclusief habitattype H7120) een basis kunnen vormen voor herstel.

 

Bron: natura2000.nl

Subtypen

H7110_A Actieve hoogvenen (hoogveenlandschap)

Levend hoogveen, in het hoogveenlandschap.
We spreken van actief hoogveen als de kern uitsluitend door regenwater wordt gevoed en door het vasthouden van dat regenwater in het veen een hogere grondwaterspiegel heeft dan zijn omgeving, en er veenvorming optreedt. Hiervoor is het noodzakelijk dat weinig (< 40 mm/jaar) of geen wegzijging naar de ondergrond optreedt en dat ondanks verschillen in neerslag en verdamping de grondwaterstand ten opzichte van het veenoppervlak weinig fluctueert.
Actief hoogveen komt als hoogveenlandschap (subtype A) alleen nog voor in de kernen van grotere hoogveenrestanten, die verder grotendeels tot Herstellende hoogvenen (H7120) behoren. Van oorsprong zijn dit uitgestrekte lenshoogvenen geweest die door ontwatering en vervening thans sterk zijn gedegradeerd. Het essentiële verschil tussen Actieve en Herstellende hoogvenen is de aanwezigheid van een acrotelm: daar waar een actief-veenvormende toplaag aanwezig is, is
sprake van H7110_A. Actueel is er nog geen sprake van actieve hoogveenvorming op landschappsschaal (ondanks de naam van het subtype): de landschapsschaal is nog alleen aanwezig in de vorm van het omringende habitattype Herstellende hoogvenen.

 

H7110_B Actieve hoogvenen (heideveentjes)

Heideveentjes (inclusief hellingveentjes) met levend hoogveen.
Heideveentjes komen voor als hoogveenkernen in verlande vennen en als hellinghoogveen. De eerste verlandingsstadia in vennen, bestaande uit drijvende of ondergedoken veenmospakketten (behorende tot de Associaties van Waterveenmos en de Associatie van veenmos en Witte snavelbies) worden nog tot de zure vennen (H3160) gerekend. Bij voortgaande successie kunnen hoogveenvegetaties ontstaan die behoren tot de Associatie van Gewone dophei en veenmos en die samen met de Associatie van veenmos en Witte snavelbies gerekend worden tot actief hoogveen (H7110B).

Gerelateerde OBN onderzoeken

Stimuleren van acrotelmontwikkeling in hoogveenrestanten

- jan 2024

Acrotelmontwikkeling hoogveen

- jan 2022

Invloeden van de boszones rond heideveentjes in het natte zandlandschap

- jan 2019

Veenbasis afbraakprocessen in relatie tot hydrologie

- jan 2017

Gerelateerde overige publicaties

Duurzaam herstel van hoogveenlandschappen

- jan 2018

Deskundigenadvies Oostelijke witsnuitlibel in de Catspoele

- jan 2014

De Engbertsdijksvenen

- jan 2013

Gerelateerde activiteiten

Komende activiteiten

20 mrt 2025Veldwerkplaats

Bodembiologie

Afgeronde activiteiten

16 mei 2024Webinar

CO2 in het natuurbeheer