Home > Habitattypen > H7220 – Kalktufbronnen

H7220 – Kalktufbronnen

Beheertypen van het H7220 – Kalktufbronnen zijn:

N14.01 Rivier- en beekbegeleidende bossen

Algemeen

Dit habitattype betreft bronnen en bronbeken met zeer carbonaat- en calciumrijk water. Het water is oververzadigd met kalk zodat zich kalkkorsten vormen, zogenaamde kalktufsteen of travertijn, en daarin zijn karakteristieke bronbegroeiingen aanwezig. Het zijn bronnen waar het hele jaar door water uittreedt (door hoge kweldruk) en ze liggen in de schaduw, bijvoorbeeld in bossen of onder overhangende rotsen.
Het habitattype komt in ons land maar op een paar plekken voor in Zuid-Limburg. Kalktufbronnen worden vooral op sterk beschaduwde, koele plaatsen (in bos of in bosranden) aangetroffen. Daar, in die bronnen, komen zeldzame bladmossen voor, terwijl langs de randen van de bronbeek kwelindicerende planten groeien.

Het habitattype is vooralsnog niet goed geformuleerd in “De vegetatie van Nederland”, zie zie Van Gennip et al. (2007).
Kalktufbronnen komen voor op plekken die zodanig rijk zijn aan calcium en bicarbonaat (Ca2+ en HCO3-), dat bij een daling van de koolzuurspanning tot atmosferische waarde vaste kalk (CaCO3) neerslaat in de vorm van kalktuf of travertijn. Daling van de koolzuurspanning in het water kan optreden door ontgassing of diffusie van koolzuurgas (CO2) als de koolzuurspanning in het opkwellende water hoger is dan die in de lucht. Ook een afname van de druk bij het opkwellen kan leiden tot oververzadiging aan koolzuur, met gasvorming als gevolg . Kwelt het grondwater op in een plas, dan kunnen waterplanten een actieve rol spelen bij het neerslaan van kalk doordat ze overdag koolzuur aan het water onttrekken. Vaak zijn de in de kalktufbronnen voorkomende waterplanten bedekt met een laagje kalk.
Kalktufbronnen komen in Nederland alleen voor in Zuid-Limburg. Alleen daar ligt de kalk voldoende hoog in het landschap om er voor te zorgen dat inzijgende regenwater al in de niet waterverzadigde zone kalkverzadigd raakt én zijn de hoogteverschillen groot genoeg voor het ontstaan van bronnen. De koolzuurproductie in de wortelzone zorgt er voor dat meer kalk is opgelost dan bij atmosferische koolzuurspanning zou kunnen.

Kenmerkende soorten zijn onder meer het mos geveerd diknerfmos (Cratoneuron commutatum) en soorten van het goudveilgeslacht (Chrysosplenium). De begroeiingen vormen kleine matten of smalle linten en kunnen op grond van de soortensamenstelling op Europees niveau worden gerekend tot het verbond Cratoneurion commutati.

Bronnetjes met afzetting van kalktufsteen die in open terrein liggen en begroeiingen met een hoog aandeel van kleine zeggen, andere schijngrassen en slaapmossen maken deel uit van habitattype H7230 (kalkmoeras).

 

Relatief belang binnen Europa

Het relatief belang in Europa is aanzienlijk. Het habitattype heeft het zwaartepunt in berggebieden van Europa.
De Nederlandse voorbeelden zijn onvolledig ontwikkeld; ze hebben een beperkte soortensamenstelling en zijn gering van
omvang.

 

Bron: Natura200.nl

Gerelateerde OBN onderzoeken

Oplossingen voor diepe insnijding van beken in het heuvelland

- jan 2022

Toward threshold values for nutrients

- jan 2016

Systeemherstel heuvelland

Gerelateerde overige publicaties

Beheer & inrichtingsmaatregelen Altenbroek-Noorbeemden

- jan 2019

Gerelateerde activiteiten

Komende activiteiten

20 mrt 2025Veldwerkplaats

Bodembiologie

Afgeronde activiteiten

Helaas, geen gerelateerde activiteiten.