Maaien
Maaien is het afvoeren van bovengrondse delen van planten, met daarin aanwezige nutriënten en organische stof.
Doel
- Afvoeren van organische stof en nutriënten.
- Herstel van vroegere soortenrijkdom door het korter en open maken van een door enkele hoogproductieve plantensoorten gedomineerde vegetatie, waardoor minder concurrentiekrachtige soorten kunnen kiemen en uitgroeien.
- Verjonging van de vegetatie.
- Tegengaan van verbossing op plekken waar geplagd of gechopperd is, indien in de jaren na plaggen of chopperen veel zaailingen van bomen ontkiemen.
Aandachtspunten
- Door maaien ontstaat wel een kortere vegetatie, maar de zode wordt steviger en dikker.
- Bij grootschalig maaibeheer ontstaat een grote vlakte met een eenvormige vegetatiestructuur. Daarom is grootschalig maaibeheer over het algemeen ongunstig voor veel diersoorten.
- Faseer het maaien in de tijd en ruimte. Het komt erop aan daarbij ten alle tijde een vluchtplaats te hebben voor soorten die slecht reageren op maaibeheer.
- Berijding van terrein met machines zoveel mogelijk beperken. Denk hierbij aan bodemverdichting door zware apparatuur. Door kleine, lichte machines te gebruiken is bodemverdichting en bodembeschadiging te voorkomen. Het gebruik van machines met zeer brede banden heeft echter als groot nadeel dat mierenhopen, vlinderrupsen en andere dieren die zich in de vegetatie en op de bodem ophouden op grote schaal worden platgedrukt.
- Van binnen naar buiten maaien, zodat dieren aan de randen kunnen ontsnappen. Bovendien de zogenoemde ‘wildredder' die bij de maaimachine hoort, gebruiken!
- Niet álle jonge bomen en niet ál het struweel dat in een terrein aanwezig is voorafgaand aan of tijdens het maaien verwijderen. Deze elementen kunnen van belang zijn voor speciale flora en/of fauna.
- Laat een deel van het maaisel enkele dagen liggen voor het wordt afgevoerd, of schudt het, zodat de fauna de mogelijkheid krijgt te ontsnappen. Plaatselijk hopen maaisel laten liggen in het terrein kan ook helpen om het afvoeren van fauna te beperken. Belangrijk is dat dit plaatselijk gebeurt, omdat het niet afvoeren van maaisel leidt tot versnelde verzuring en verruiging en verbossing.
- Een richtlijn voor schrale vegetaties is: één maaitijdstip in de maand september is gunstig voor dagvlinders. Voor andere diergroepen geldt over het algemeen: bij voorkeur zo laat mogelijk maaien. Wanneer het maaibeheer gericht is op de verschralende werking, kan gemaaid worden op het tijdstip dat het meest effectief voedingsstoffen uit het systeem verwijderd worden, dat is meestal in juni of juli. Dit tijdstip is echter ongunstig voor veel dieren en het is dan beter om gefaseerd over meerdere jaren te werken.