Rapportnummer OBN-2024-146-LZ
Op veel plekken worden natuurherstelmaatregelen uitgevoerd om de terrestrische natuur in laagveengebieden te herstellen. Het gaat dan vooral om plaggen, begreppelen, aanleg van natuurvriendelijke oevers, verhogen van oppervlaktewaterpeilen, invoering van flexibel peilbeheer en inundatie. Helaas leiden deze maatregelen lang niet altijd tot herstel van de aquatische natuur en lijken bepaalde inrichtingsmaatregelen zelfs samen te gaan met een achteruitgang van de chemische en/of biologische waterkwaliteit. Om zowel de aquatische als (semi)terrestrische natuur te behouden en herstellen is het daarom nodig om beter in beeld te brengen op welke wijze inrichtings- en herstelmaatregelen de ecologische waterkwaliteit beïnvloeden.
Op basis van literatuur en het analyseren van bestaande data en interviews met water- en terreinbeheerders en andere experts van kennisinstellingen is geprobeerd te achterhalen of de inrichtingsmaatregelen de oorzaak zijn van de verslechterde waterkwaliteit.
Hoewel er aanwijzingen zijn, is het op basis van bestaande informatie echter niet te bewijzen. Wel blijkt dat er een aantal risicofactoren is waar in het beheer rekening gehouden kan worden. In dit rapport worden de verschillende inrichtingsmaatregelen tegen het licht gehouden en de risico’s daarvan voor de waterkwaliteit beschreven.