In navolging van adviezen van het DT Droog zandlandschap over complete heidelandschappen wordt bij de ontwikkeling van beheer- en herstelmaatregelen in het droog heidelandschap meer rekening gehouden met landschapsecologische variatie en potenties die volgen uit de variatie in geologie (moedermateriaal) en historisch landgebruik (bodemopbouw, bronpopulaties): dé heide bestaat niet. Toch blijven herstelmaatregelen hier nog steeds sterk gericht op door dwergstruiken gedomineerde vegetaties (droge heide) en het door iconische plantensoorten gekenmerkte heischraal grasland. De diversiteit en bijzondere functie van aanzienlijke oppervlakten grazige vegetaties op basenarme groeiplaatsen van het droog heidelandschap zijn niet in beeld of worden als ‘slecht ontwikkeld’ of ‘gedegradeerd’ beoordeeld.
Er zijn sterke aanwijzingen dat in heidelandschappen met gradiënten met droge heide en een flink aandeel schraalgrasland de soortdiversiteit en het voedselaanbod aanzienlijk zijn verhoogd ten opzichte van situaties met alleen droge heide, met meer uitwijkmogelijkheden voor karakteristieke soorten flora en fauna.
Het onderzoek is verkennend van aard: waar en hoe leveren schraalgraslanden op de droge hogere zandgronden in Nederland een belangrijke bijdrage aan het functioneren van een compleet droog heidelandschap. Welke oplossingsrichtingen bieden schraalgraslanden voor het herstel van zo’n landschap? Welke kenmerken (indicatoren) kunnen hiervoor worden gebruikt en hoe zijn deze kenmerken ontstaan?
De laatste onderzoeken, bijeenkomsten en actuele thema’s
Coördinatie van OBN Natuurkennis door VBNE. Financiering door Ministerie van LVVN, Bij12 en de Europese Unie.
Heb je een vraag? Onze deskundigen
geven je graag advies op maat.
Neem contact op met
Geert van Duinhoven
g.vanduinhoven@vbne.nl
06 225 301 25