Graslanden zijn een belangrijke habitat voor planten en insecten in Nederland. Door stikstofdepositie neemt de productiviteit van sommige graslanden toe, wat leidt tot een afname van biodiversiteit. Om deze gebieden gezond te houden, is gericht maaibeheer noodzakelijk. Echter, maaien heeft directe en indirecte effecten op insectenpopulaties.
Effecten van maaien
Bij direct maaien worden insecten verjaagd of gedood. De keuze van de maaimachine speelt hierin een grote rol. Klepelmaaiers hakselen vegetatie en hebben een hoge insectensterfte, terwijl schijvenmaaiers en messenbalken een schonere snede maken en insecten meer kans geven te overleven. Ook de methode van maaiselafvoer beïnvloedt insectenpopulaties; direct afzuigen verhoogt de sterfte, terwijl het maaisel enkele dagen laten liggen insecten de kans geeft om weg te kruipen.
Indirect heeft maaien invloed op het microklimaat: verhoogde zoninstraling en wind zorgen voor snellere uitdroging van de bodem, en het verdwijnen van schuilplaatsen en nestgelegenheden bemoeilijkt het voortbestaan van insecten. Gefaseerd maaien kan helpen om deze negatieve effecten te beperken door altijd een deel van de vegetatie te laten staan als toevluchtsoord.
Aanbevolen strategieën
De keuze van het juiste maaibeheer hangt af van factoren zoals bodemtype en biodiversiteitsdoelen. Deze factsheet bevat een beslisboom die beheerders helpt bij het kiezen van de beste aanpak. Kernprincipes zijn: maaien in fasen, gebruik van diervriendelijke machines en het afvoeren van maaisel. Op deze manier kan maaibeheer bijdragen aan het behoud van biodiversiteit en insectenpopulaties.
De laatste onderzoeken, bijeenkomsten en actuele thema’s
Coördinatie van OBN Natuurkennis door VBNE. Financiering door Ministerie van LVVN, Bij12 en de Europese Unie.
Heb je een vraag? Onze deskundigen
geven je graag advies op maat.
Neem contact op met
Geert van Duinhoven
g.vanduinhoven@vbne.nl
06 225 301 25