In dit onderzoek is het effect van plaggen en antivraat-kooien op de verlanding van oevers en op de biodiversiteit in wateromgevingen onderzocht. Het verwijderen van de toplaag van de oever door plaggen zorgde voor een betere vestiging van verlandende soorten zoals snavelzegge, die in geplagde gebieden al drijvende matten begon te vormen. Andere soorten, waaronder moerasvaren, slangenwortel en kleine lisdodde, gedijden ook beter op de geplagde oevers, omdat de zachte oeverovergang het gemakkelijker maakte voor de planten om zich naar het water uit te breiden. Krabbenscheer groeide minder goed op geplagde locaties, waarschijnlijk door een gebrek aan voedingsstoffen en een ondiepe waterlaag. De studie biedt inzicht in hoe beheerders door middel van specifieke ingrepen de diversiteit en verlanding in kwetsbare natuurgebieden kunnen stimuleren.