Struweel rand en ruigtebroeders
Struweelbroeders zijn, als bewoners onze agrarische landschappen sterk afhankelijk van de structuur en diversiteit van het landschap.
Algemeen
Struweel-, ruigte- en randbroeders (kortweg struweelbroeders), zoals de geelgors, patrijs en kneu, zijn bewoners van onze agrarische landschappen. Struweelbroeders hebben specifieke habitat- en voedselbehoeften die sterk afhankelijk zijn van de structuur en diversiteit van het landschap.
Behoefte van struweelbroeders
De behoeften van struweelbroeders kunnen worden samengevat in vier belangrijke factoren: Voedsel, Veiligheid, Voortplanting en Verplaatsing. Deze “vier V’s” geven inzicht in wat deze soortgroep nodig heeft om te overleven en succesvol te zijn in het agrarische landschap.
Voedsel
De geelgors foerageert op de grond en zoekt naar insecten, zaden en bessen, terwijl de jongen afhankelijk zijn van insecten en onrijpe graankorrels. De patrijs eet voornamelijk zaden, bladmateriaal en insecten, met jonge kuikens die in de eerste weken volledig afhankelijk zijn van insecten. De kneu is eveneens een zaadeter.
Veiligheid
Struweelbroeders hebben veilige nestplaatsen nodig, bij voorkeur in pollenvormende ruigtevegetatie, slootkanten en struweelranden. Struweelbroeders en hun nesten zijn kwetsbaar voor maaien en voor predatie door grondpredatoren zoals vossen en marterachtigen.
Voortplanting
Struweelbroeders broeden in struweelranden, slootkanten en pollenvormende ruigtevegetatie. De geelgors kan 2-3 broedsels per jaar maken, terwijl de patrijs slechts één broedsel per jaar produceert, waardoor deze extra kwetsbaar is.
Verplaatsing
Patrijzen zijn honkvast en kunnen tot enkele kilometers afleggen, terwijl geelgorzen voornamelijk standvogels zijn die in de winter vaak in groepen rondtrekken.
Maatregelen
Om struweelbroeders te ondersteunen en hun leefomgeving te verbeteren, zijn specifieke maatregelen in akkerbouwgebieden nodig. Deze maatregelen richten zich op het creëren van een geschikt habitat.
Gevarieerd bouwplan
Een diversiteit aan gewassen en structuren in het landschap bevordert de voedselvoorziening en nestgelegenheid.
Verminderen herbicideninzet
Het aanbod van diverse (on)kruiden is essentieel, zodat er meer zaden en insecten te vinden zijn voor deze soortgroep.
Verminderen insecticideninzet
Het beperken van insecticiden helpt de voedselbronnen te behouden.
Natuurvriendelijke oever
Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers biedt geschikte nestplaatsen en voedselbronnen.
Heg, haag en struweel
Het aanplanten van heggen en struwelen biedt bescherming tegen predatoren, en zorgt voor broedplaatsen.
Meerjarige akkerrand
Een meerjarige akkerrand biedt een constante voedselvoorziening en schuilgelegenheid voor deze vogels.
Keverbank
Het aanleggen van keverbanken stimuleert insecten die een voedselbron vormen voor struweelbroeders.
Vogelgraan + stoppelland
Dit biedt voedsel in de winter.
Vogelakker
Speciaal ingerichte akkers kunnen zorgen voor voldoende voedsel en dekking.
Wintervoedselakker
Deze biedt in de winter voedsel voor vogels die afhankelijk zijn van zaden, zoals de patrijs en kneu.