Teeltsystemen
Akkerbouwers bepalen het teeltsysteem of de teeltwijze op basis van hun intrinsieke motivatie, kennis en kunde. De keuze is gelinkt aan de gewassen in het bouwplan, de mechanisatie en de afzet. Het gekozen teeltsysteem heeft ook effect op de biodiversiteit. Hieronder volgt een aantal keuzes voor het teeltsysteem met toelichting over de effecten op soortgroepen.
Teeltsystemen
Hieronder volgen een aantal teeltsystemen met toelichting over de effecten op soortgroepen.
Mengteelt
Strokenteelt
Agroforestry
Biologische teelt
Mengteelt
Onder mengteelt wordt verstaan het door elkaar telen van twee of meer gewassen op hetzelfde perceel. Vaak gaat het om een combinatie van een graan of gras met een vlinderbloemige, bijvoorbeeld gerst of gras met erwt, maïs met stokboon of tarwe met veldboon. Het achterliggende idee is dat verschillende gewassen elkaar versterken waardoor de kans op ziekten en plagen, en op de verspreiding ervan, vermindert. Een mengteelt benut licht en voedingsstoffen uit de bodem iets efficiënter dan een monoteelt, ook omdat gewassen in een mengteelt een andere behoefte aan nutriënten hebben. Een ander voordeel van een mengteelt is de onkruidonderdrukkende werking: een graan komt bijvoorbeeld vroeg op, waardoor de bodem snel bedekt is. Ten opzichte van een monoteelt met peulvruchten zijn er daarom minder onkruidbewerkingen nodig in het voorjaar.
Het effect op soortgroepen is gunstiger dan bij een monoteelt van peulvruchten, omdat er doorgaans minder onkruidbewerkingen en minder bestrijdingsmiddelen nodig zijn.
Het saldo van een mengteelt van granen met peulvruchten is te vergelijken met die van granen, maar vaak heeft het graan een hoger eiwitgehalte.
Peulvruchten telen draagt bij aan een goede score op de KPI gewasdiversiteit, KPI percentage rustgewassen, KPI organischestofbalans en KPI stikstofbodemoverschot.
Strokenteelt
Strokenteelt bestaat uit het telen van twee of meer verschillende gewassen naast elkaar in stroken op hetzelfde perceel. De breedte van de stroken kan variëren van drie tot wel 36 meter. Er ontstaan op deze manier veel overgangen tussen verschillende typen gewassen en daarmee een diversiteit aan habitats. Werkzaamheden op de stroken met verschillende gewassen vinden gespreid plaats in ruimte en tijd, waardoor veel soorten, tijdens werkzaamheden op één strook, rust- en schuilgelegenheid kunnen vinden in een nabijgelegen strook. Voordeel van strokenteelt is een lagere ziekte- en plaagdruk. Daarnaast is de idee van strokenteelt dat de gewassen die naast elkaar geteeld worden, efficiënter omgaan met licht, water en voedingsstoffen, waardoor een stabielere en potentieel hogere opbrengst behaald wordt in vergelijking met monoculturen.
Strokenteelt heeft een positief effect op de volgende soortgroepen:
- Op akkers met strokenteelt zijn er jaarrond foerageer- en schuilplaatsen aanwezig, wat gunstig is voor loopkevers en spinnen;
- Meer overgangen tussen gewassen zorgt mogelijk voor meer bloeiende (on)kruiden, waar gaasvliegen, zweefvliegen, zandbijen en hommels van kunnen profiteren;
- Door meer overgangen tussen gewassen en een groter voedselaanbod van insecten worden hogere dichtheden aan akkerzangers en struweel-, ruigte en randbroeders verwacht.
De werkbreedte verschilt in de praktijk, afhankelijk van wat de akkerbouwer kan en wil. Smallere stroken zorgen voor meer interactie tussen de gewassen en ook voor een complexere uitvoering. Vaak is andere mechanisatie nodig en strokenteelt vraagt meer arbeid, meer transportkosten en kopakkers nemen relatief meer ruimte in. De kans op ziekten en plagen, en op de verspreiding ervan, kan echter wel afnemen.
Strokenteelt zorgt voor een goede score op de KPI gewasdiversiteit.
Agroforestry
Agroforestry in de akkerbouw ziet eruit als een rijenteeltsysteem, waarin eenjarige gewassen in stroken worden afgewisseld met houtige gewassen (voor de productie van noten, hardfruit, zachtfruit, hout of als landschappelijk element). Deze gecombineerde aanpak biedt voordelen zoals betere benutting van beschikbare ruimte, verbeterde bodemgezondheid, diversificatie van landbouwproducten, vastlegging van koolstof en klimaatadaptatie. Niet in alle landschapstypen is de aanplant van bomen passend, maar laagblijvende struiken wellicht wel.
Agroforestry kan een positief effect hebben op de volgende soortgroepen:
- Door bladafval en minder verstoring in de bomenrijen dan in de akkers is agroforestry gunstig voor regenwormen;
- De complexe vegetatiestructuur van agroforestrysystemen is gunstig voor de diversiteit en dichtheid van plaagbestrijders en bestuivers als spinnen, loopkevers, groene gaasvliegen, gele zweefvliegen, bijen en hommels, mits bestrijdingsmiddelen worden vermeden;
- Extensief beheerde hagen zijn gunstig voor vlinders;
- Struweel-, ruigte- en randbroeders kunnen baat hebben bij agroforestry;
- Zaadetende wintervogels vinden beschutting en, bij meer ruigte, ook voedsel in de opgaande beplanting van agroforestry;
- Akkerzangers met een voorkeur voor open landschappen, kunnen juist nadeel ondervinden van agroforestrysystemen met hoge bomen. Datzelfde geldt voor broeders van watergangen, steltlopers en muizeneters.
Er wordt nog volop onderzoek gedaan naar de inpassing en verdienmodellen van agroforestry. Met agroforestry kunnen extra inkomsten worden gegenereerd door afzet van hout, fruit en noten. Tegelijkertijd laten de opbrengsten langer op zich wachten, zijn er wel aanplantkosten en vraagt het beheer arbeid die lastig te mechaniseren is.
Agroforestry zorgt voor een goede score op de KPI gewasdiversiteit, de KPI percentage bodembedekking en mogelijk ook de KPI natuur en landschap.
Biologische teelt
De internationale definitie voor biologische landbouw luidt: “Biologische landbouw is een productiesysteem dat de gezondheid van de bodem, van ecosystemen en van mensen onderhoudt. Biologische landbouw vertrouwt op ecologische processen, biodiversiteit en kringlopen, aangepast aan de plaatselijke omstandigheden, in plaats van op hulpmiddelen (inputs) met schadelijke effecten.” De term ‘biologisch’ is beschermd via het biologische keurmerk en mag alleen worden gebruikt voor gecontroleerde biologische voedingsmiddelen, diervoeding, planten en sierteelt. Het is het enige door de overheid vastgestelde keurmerk dat door een publiek aangestelde autoriteit wordt gecontroleerd. De eisen voor de biologische landbouw en producten zijn vastgelegd in EU-verordening 2018/848. Voor de akkerbouw gaat het o.a. om: bodemvruchtbaarheid behouden, geen kunstmest, geen chemisch synthetische bestrijdingsmiddelen, geen gebruik van genetisch gemodicifeerde organismen. Biologische teelt is een systeemaanpak en overlapt met een aantal andere maatregelen die hier beschreven zijn (o.a. gevarieerd bouwplan, ruime vruchtwisseling, compost, organische mest, geen inzet van bestrijdingsmiddelen).
Biologische landbouw heeft een positief effect op de volgende soortgroepen:
- Op biologische bedrijven worden doorgaans hogere aantallen en diversiteit aan wormen, loopkevers en spinnen gevonden;
- Vanwege verminderde inzet van pesticiden is een positief effect op bestuivers en dagvlinders te verwachten;
- Het aantal akkerzangers is hoger op biologische bedrijven, maar de overleving van de jongen blijft achter vanwege mechanische onkruidbeheersing;
- Vanwege hogere aantallen insecten is een positief effect op struweel-, rand- en ruigtebroeders te verwachten.
Er zijn kosten verbonden aan biologische certificering, maar daar staat tegenover dat producten (na de omschakelperiode) tegen een hogere prijs kunnen worden afgezet. De markt voor biologische producten is op dit moment vraaggedreven, waardoor saldo’s vaak hoger liggen dan voor gangbare producten.
Biologische teelt is vaak verbonden met een goede score op de KPI gewasdiversiteit, KPI organischestofbalans en de KPI milieubelasting gewasbeschermingsmiddelen.