Home > Themas > Landschapsecologische systeemanalyse (LESA)

Landschapsecologische systeemanalyse (LESA)

Met landschapsecologische systeemanalyse (LESA) brengen we complexe samenhangen in natuurgebieden in kaart. Door geologie, hydrologie en ecologie te combineren, analyseren we patronen en processen die biodiversiteit sturen. LESA helpt knelpunten te identificeren en biedt een solide basis voor herstelmaatregelen, van beekdalen tot drooggevallen veengebieden. Ontdek hoe LESA inzicht geeft in duurzame natuurontwikkeling.

Wat is een LESA?

Systeemgericht denken

Een Landschapsecologische Systeem Analyse (LESA) is een hulpmiddel om meer inzicht te krijgen in het ontstaan en het huidig functioneren van een (natuur)gebied of een beheertype in historisch, fysisch-geografisch en ecologisch opzicht.
Lees ook de factsheets over LESA op de website van de Ecologische Autoriteit.
Landschapsanalyses met een vooral cultuurhistorische invalshoek worden ‘Landschapsbiografieën’ genoemd (zie daarvoor de brochure Hoe maak ik een landschapsbiografie).

Centraal in een LESA staat het landschaps- en systeemgericht denken. Voor een LESA gebruik je relevante informatie uit verschillende vakgebieden, zoals geologie, historie, hydrologie, hydrochemie, bodemkunde en ecologie. Met de gebundelde kennis uit de LESA zijn de processen en patronen in vegetaties en standplaatscondities te verklaren. Daarnaast geeft het een idee van de potenties van het gebied/habitat ten aanzien van natuurherstel. Dit zorgt voor een stapsgewijze, systeemgerichte aanpak waarmee een goed beeld wordt verkregen van de landchapsecologische relaties in een gebied.

Waarom en wanneer gebruiken?

Een LESA is relevant bij alle voorgenomen maatregelen waarbij mogelijk invloeden vanuit het omringende landschap bepalend kunnen zijn voor het succes van het herstel. Denk aan beekherstel, hydrologisch herstel van natuur, natuurontwikkeling op voormalige landbouwgronden en herstel na verrijking of verdroging van natuurgebieden.

Er zijn verschillende publicaties waarin een aanpak voor een LESA staan beschreven, zoals de Handleiding LESA 2010. De meest uitgewerkte aanpak van een LESA staat in het Handboek Ecohydrologische Systeemanalyse beekdallandschappen. Op deze website wordt daarom veelvuldig uit dit handboek geput en naar het handboek verwezen. Deze methode – in het handboek uitgewerkt voor beekdalen en daarmee een sterke hydrologische invalshoek – kan echter in aangepaste vorm ook toegepast worden op alle andere landschapstypen.

Volgorde van denken

In verschillende uitgaven over de LESA (zie kantlijn) worden verschillende indelingen en benamingen  gebruikt voor de onderdelen van het landschap die samen bepalen of in het verleden hebben bepaald hoe de milieuomstandigheden in een gebied zijn (bijvoorbeeld landschapscomponenten of milieucompartimenten).  Het eerdergenoemde handboek gebruikt een (aangepaste) versie van het Rangordemodel van Bakker et. al.

Rangordemodel naar Bakker et. al. (1979) Bron: Handboek Ecohydrologische Systeemanalyse Beekdalen

Op deze website wordt uitgegaan van een verder verfijnd model, waarin ook het biotisch systeem en de invloeden van mens en maatschappij zijn meegenomen.

Al deze factoren hebben een invloed op wat er nu leeft, en de factoren hebben invloed op elkaar. Maar er bestaat wel een bepaalde hiërarchie: een factor van een hogere orde (bijvoorbeeld gesteente), heeft op den duur meer invloed op een lagere factor (bijvoorbeeld reliëf) dan andersom. Bij het maken van een landschapsecologische analyse volg je dan ook deze hiërarchie.


Verfijnd rangordemode inclusief biotisch systeem en de invloeden van mens en maatschappij. (Van Belle, De Graaf, Van Loon)

Denken in schaalniveaus

De huidige standplaatscondities van een plantensoort/vegetatie worden op drie schaalniveaus bepaald:

1.    Positioneel (wat zijn de grote sturende eigenschappen en factoren op landschapsschaal?)
2.    Conditioneel (standplaatsfactoren van een vegetatie of levensgemeenschap)
3.    Operationeel (relatie tussen individuele planten en omgeving, het wortelmilieu)

Deze volgorde geeft ook de onderlinge hiërarchie aan. Het derde schaalniveau (operationeel) is minder relevant, omdat we juist kijken naar de grotere lijnen.

Daarnaast is de (landschaps)historische context (de sequentiële relatie) in de systeemanalyse van belang: het vroegere klimaat, de begroeiing, het menselijk ingrijpen (bedijken, inpolderen, vervenen, ontbossen, voormalig gebruik etc.) kunnen inzicht geven in het ontstaan van het landschapsecologische systeem en in de knelpunten en potenties voor herstel ervan.

Relaties op verschillende schaalniveaus naar Van Wirdum (1979). Bron: Jalink & Jansen, 1995 / Handboek Ecohydrologische Systeemanalyse Beekdalen

 

Werkwijze en vuistregels

Drie niveaus

In een systeemanalyse bepaalt het doel (de vraag) van de analyse en de beschikbare informatie en tijd de diepgang. Daarom wordt voorgesteld om stapsgewijs te werk te gaan en de analyse op drie niveaus en in drie fasen aan te pakken. Na elke fase wordt beoordeeld of voldoende inzicht is verkregen voor het beantwoorden van de vraag.

Voor elke fase van de analyse geldt wel dat de volgorde van groot naar klein wordt aangehouden:

  1.  Een algemene oriëntatie; focus op positionele relaties.
  2. Een globale analyse op landschapsschaal (bijvoorbeeld beekdal of stroomgebied); positionele relaties en belangrijkste sturende factoren worden inzichtelijk
  3. Een verfijnde analyse op schaal van het te herstellen object; nadere analyse op standplaatsniveau om maatregelen te concretiseren, geeft inzicht in positionele en conditionele relaties en de relevante ecologische sleutelfactoren.

Opbouw van de analyse naar drie niveaus, van links naar rechts. De systeemanalyse wordt op elk niveau afgerond met een evaluatie. Bron: Handboek Ecohydrologische Systeemanalyse Beekdalen

Hypothese

Elke stap eindigt met een synthese van het verzamelde materiaal (welk beeld geven de gebundelde gegevens samen) en een hypothese over de sturende landschapsecologische processen, de knelpunten en de belangrijkste stuurvariabelen voor natuurherstel. Die hypothese wordt in een vervolgstap getoetst.

Tien vuistregels bij een LESA

Een flink aantal vuistregels bij de uitvoering van een LESA is opgenomen in het rapport Herstel van biodiversiteit en landschapsecologische relaties in het natte zandlandschap – Landschapsanalyse.

We vatten ze hier samen tot de tien belangrijkste vuistregels:

  1. Ga eerst het veld in met open blik. Formuleer aan de hand van bureaustudies hypotheses en toets die opnieuw in het veld.
  2. Ga ook het veld in bij extreme weersomstandigheden en in alle seizoenen; dan zie je bijvoorbeeld waar laagten zijn, afvoer of kwel. Zo leer je de grenzen van het systeem kennen.
  3. Praat met mensen die in het gebied werkzaam zijn geweest. Het levert informatie op over opvallende zaken, ontginning, vroeger gebruik, veldnamen, historische elementen etc.
  4. De landschapsanalyse is een proces van in- en uitzoomen, van oud naar recent en van groot gebied naar perceel. Start met de brede context en verzamel dan puntwaarnemingen, waarna die weer in bredere context worden geplaatst.
  5. Verken in het veld vooral bijzondere plaatsen en gradiënten, omdat dit de plekken zijn waar de schaal en aard van processen zijn af te lezen.
  6. Ga pas schrijven als je de grote lijnen te pakken hebt. Op basis van oriëntatie in het veld en beschikbare informatie stel je hypotheses op die je vervolgens gaat toetsen. De hypotheses vormen de hoofdzaak, besteed minder tijd aan bijzaken.
  7. Het is soms moeilijk te bepalen of je ‘klaar’ bent.  Stelregel is dat een landschapsecologische analyse moet uitmonden in een ’hypothese’ waarmee voorspellingen gedaan kunnen worden over het functioneren van het gebied. Probeer bijvoorbeeld te voorspellen of op een bepaalde (nog onbekende) plek indicatorsoorten, of bepaalde processen als kwel voorkomen, en toets dit in het veld.
  8. Je maakt een zo goed mogelijke interpretatie op basis van beschikbaar materiaal, eventueel met advies voor nader onderzoek. Onzekerheden worden altijd in het eindrapport benoemd en er wordt aangegeven hoe hiermee is omgegaan bij het trekken van conclusies. Wanneer op basis van heel weinig gegevens conclusies moeten worden getrokken, is het raadzaam deskundigen te raadplegen.
  9. Landschapsecologisch onderzoek is een kwestie van groeiend inzicht in een systeem. Je toetst hypotheses over het functioneren ervan en past ze voortdurend aan. Het kan daarbij zinvol zijn meetpunten te verleggen en aan te vullen.
  10. Landschapsecologisch onderzoek is een proces van vallen en opstaan en voortdurend leren. Je leert meer door anderen te betrekken en gebieden herhaaldelijk te bezoeken en zo een referentiekader op te bouwen.

Algemene oriëntatie

Eerste start: algemene oriëntatie

Met een eerste algemene oriëntatie krijg je een beter idee van de conditionele en vooral positionele relaties van het te onderzoeken object (bijvoorbeeld een natuurgebied of beektraject). Deze oriëntatie kan binnen een à twee dagen afgerond zijn (een dag voorbereiding en een veldbezoek). De focus ligt op het verzamelen van kaartbeelden en andere makkelijk te verkrijgen informatiebronnen. Het gebruik van modellen is nog niet aan de orde.


Stappenplan algemene oriëntatie. Bron: Handboek Ecohydrologische Systeemanalyse Beekdalen

De algemene oriëntatie bestaat, voor elke relevantie milieucompartiment, uit vier stappen:

  1.  Raadplegen eenvoudig te verkrijgen informatie
    Bestaande rapporten, reeds uitgevoerde modelonderzoeken, eventuele beschrijvingen Natura 2000 (gebiedsanalyse, kansen- en knelpuntenanalyse), kaartmateriaal.
    Onderzoek aan de hand hiervan grenzen van het hydrologisch systeem, geomorfologische en landschapsecologische opbouw en dominante hydrologische verschijnselen.

Gemakkelijk verkrijgbare kaarten en profielen zijn onder andere de geologische kaart, de topografische kaart (topokaartnederland.nl), Algemene Hoogtekaart (ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer), geomorfologische kaart, bodemkaart en historische kaarten (landschapinnederland.nl), boorgegevens en grondwateranalyses (dinoloket.nl).

  1.  Oriënterend veldbezoek
    In het veld worden inmiddels opgebouwde ideeën getoetst. Let onder andere op het voorkomen van hoogteverschillen, droge en natte plekken, het patroon van sloten, greppels, rabatten, verschillen in landgebruik etc. en op vegetatie die indicatie geeft voor kwel, vocht, verzilting of verzuring. Ook kunnen enkele grondboringen, metingen met een EGV-meter (zoutgehalte) en gebruik van pH-papiertjes (zuurgraad) al de eerste informatie geven over de omstandigheden in het veld.
    .
  2. Formuleren globale hypothese landschapsecologich functioneren
    Samenvoegen informatie en kennis uit veldbezoek: wat zijn de belangrijkste landschapsecologische processen (geweest), hoe was historische situatie en welke knelpunten belemmeren het huidige natuurlijke functioneren?
    .
  3.  Evaluatie
    Indien nodig terug naar stap 1, of verder met vervolgonderzoek op meer detailniveau.

 

Elementen voor nadere analyse

De hypothesen en vragen vanuit de algemene oriëntatie worden in een nadere analyse getoetst en de systeemanalyse wordt verder verfijnd op achtereenvolgens het niveau van het landschap/ stroom- en/of leefgebied en de standplaats. Het is belangrijk deze volgorde aan te houden, anders is de kans groot dat te snel richting maatregelen wordt gewerkt, die later niet blijken te werken omdat het systeem niet voldoende doorgrond is.

Het overkoepelende doel van de analyses: Begrijpen welke landschapsecologische en bio- en geochemische processen binnen het (stroom/leef)gebied uiteindelijk de standplaatscondities sturen.


Stappenplan voor de systeemanalyse. een iteratief proces (de pijl aan de linkerzijde), waarbij het soms nodig is om onverklaarbare aspecten nader te onderzoeken en de opgebouwde hypothese nogmaals te toetsen
. Bron: Handboek Ecohydrologische Systeemanalyse beekdalen.

Bij beide analyses (van stroom-/leefgebied en standplaats) wordt het aangepaste rangordemodel gebruikt en worden de volgende milieucompartimenten onderzocht:

  • Klimaat (meteorologische processen)
  • Topografie (geo(morfo)logische processen)
  • Hydrologie
  • Moedermateriaal (fysisch-chemische processen)
  • Wortelzone (bodemprocessen)
  • Bodemleven (decompositie, symbiose)
  • Vegetatie
  • Herbivoren
  • Predatoren
  • Mens en maatschappij

In het Handboek ‘Ecohydrologische Systeemanalyse Beekdallandschappen’ staat verder uitgewerkt hoe de je aan juiste informatiebronnen komt, hoe je ze gebruikt en hoe je de uitkomsten verwerkt. Het handboek werkt met een iets ander rangordemodel, met een beperkter aantal milieucompartimenten.

De diepe ondergrond

Bij het onderzoeken van de diepere ondergrond (dieper van 1,20 m) wordt vastgesteld hoe de (geologische) ondergrond is opgebouwd (bijvoorbeeld slecht doorlatende lagen; watervoerende pakketten) en welke geohydrologische en geochemische eigenschappen de sedimentlagen hebben.Hiervoor worden diverse kaarten, grondwatermodellen en kennis van omwonenden gebruikt.

Hoogteverschillen en reliëf

Geomorfologische eigenschappen en regionale hoogteverschillen geven samen inzicht in landschappelijke ontstaansgeschiedenis. Daaruit kunnen weer hydrologische eigenschappen herleid worden., zoals historische stromingsrichting van grond- en oppervlaktewater, inzijging, kwel, stagnatie en inundatie.

Hiervoor worden onder andere hoogtekaarten, waterloopkaarten en geomorfologische kaarten gebruikt, evenals oude veldnamen, kennis van omwonenden en een veldbezoek.

Grondwaterdynamiek

Onderzoek naar de dynamiek van grondwater is een belangrijk onderdeel van de LESA. De herkomst en stromingsrichting van het grondwater bepalen immers in grote mate de kwaliteit en typologie van het gebied of de standplaats en de mogelijkheden voor herstel.

Informatiebronnen zijn onder andere topkaarten, grondwatergegevens, grondwatertrappenkaarten, peilbuizen, vegetatiegegevens. Maar ook een terreinverkenning om een kaart te maken met onder andere aanwezigheid watergangen, kunstwerken, zichtbare waterstromingen, uitreedplekken en waterpeilen.

Samenstelling van het grondwater

De samenstelling van het grondwater is erg bepalend voor het type natuurgebied. Om stroomgebiedsniveau gaat het om een globaal inzicht, dat kan worden verkregen zonder duur en tijdrovend laboratoriumonderzoek. Op standplaatsniveau is laboratoriumonderzoek wel nodig om gedetailleerde informatie te krijgen over chemische samenstelling van water, die een grote invloed heeft op het resultaat van natuurherstel.


Samenhang tussen de kringloop en de chemische samenstelling van het water, weergegeven in Van Wirdum’s EGV-IR-diagram.

Informatiebronnen zijn onder andere bodemkaarten, veldonderzoek (pH-metingen), grondwateranalyse DINO-loket en waterkwaliteitsgegevens (IR-ratio, IR-EGV-diagram).
Op basis van de analyses kunnen dwarsdoorsnedes worden gemaakt voor de chemische parameters. De analyseresultaten worden bij voorkeur ook verwerkt in een Stiff-diagram of Stuyfzandtypering.


Voorbeeld Stiff-diagrammen van verschillende watertypen in het stroomgebied van ’t Merkske.Bron:
 H2O Meetnetbeheer 2013.

Het oppervlaktewatersysteem

Met bureaustudie en veldwerk kan een goed beeld gevormd worden van het oppervlaktewatersysteem. Op standplaatsniveau wordt nader ingezoomd op het systeem, waarbij bijvoorbeeld wordt gekeken naar precieze ligging en dimensies van watergangen en kunstwerken. Welke deelstroomgebieden zijn te onderscheiden, wordt het stroomgebied doorsneden door bijvoorbeeld een kanaal, wat zijn de huidige peilen, wat is het peilbeheer?

Informatiebronnen zijn onder andere topkaarten, watersysteemkaarten, streefpeilen, waterstaatkaarten, veldonderzoek en gebiedsdeskundigen.

Samenstelling van het oppervlaktewater

Waterkwaliteitsgegevens vormen een belangrijke parameter voor herstelmogelijkheden van levensgemeenschappen in onder andere beken. Ook zijn ze van belang voor terrestrische natuur die tijdelijk geïnundeerd worden. Vragen die van belang zijn: betreft het grondwater (gebufferd) of vooral regenwater, is er sprake van gebiedsvreemd water en Is er sprake van norm-overschrijdende stoffen?

Informatiebronnen zijn onder andere KRW factheets, waterkwaliteitsgegevens waterschap en BEOSYS-toetsing. En indien van toepassing koppeling tussen normoverschrijding en mogelijke bronnen (landbouw, stedelijk gebied, RWZI’s, infrastructuur, industrie).

Processen en eigenschappen van de bodem

De opbouw van de bodem is een resultante van bodemvormende processen onder invloed van. bodemmateriaal, hoogteverschillen, water, vegetatie en fauna, tijd en mens. Een analyse van bodemkaarten en -boringen kan daarom veel inzicht bieden. Boorprofielen zeggen bovendien iets over vroegere waterhuishouding en daarmee over mogelijkheden tot herstel. Informatiebronnen zijn onder andere bodemkaarten (en hun uitgebreide toelichtingen!) en een veldbezoek met boringen en pH-meting.

Humusreeks in een blauwgrasland. Van links naar rechts neemt de invloed van gebufferd grondwater af en ontwikkelt zich een bodemprofiel en vegetatietype dat hoort bij steeds zuurdere omstandigheden. Deze reeks kan zich zowel in de ruimte voordoen als een ontwikkeling in de tijd weergeven.
 Bron: De Waal & Hommel, 2010 / Handboek Ecohydrologische Systeemanalyse beekdalen.

Ecologische indicatoren

Indicatorsoorten kunnen vertaald worden naar huidige of vroegere hydrologische systeemeigenschappen. Welke indicatorsoorten komen er voor en wat zeggen ze over de grondwaterregimes, samenstelling van het (grond)water, stroming of ontwikkelingen als verzuring, verdroging en vermesting? Welke indicatorsoorten kwamen vroeger voor en welke conclusies kunnen daaruit worden getrokken over veranderingen in de tijd?

Informatiebronnenzijn onder andere flora-opnamen (indicatorsoorten), vegetatieopname, vegetatietypen) en indien nodig een gerichte inventarisatie in het veld.

Landgebruik en voedselrijkheid bouwvoor

Ook al is de ontstaansgeschiedenis belangrijkrijk voor de huidige omstandigheden, uiteindelijk is vaan het recente landgebruik in of in de omgeving van het gebied bepalender. Welke vormen van landgebruik in de omgeving zijn mogelijk van invloed op de kwaliteit en de herstelmogelijkheden van de vegetatie? Wat is het landgebruik in de herkomstgebieden van het grondwater? Indien er recent landbouwkundig gebruik is geweest: Hoe voedselrijk is de bodem? Tot welke diepte is de bodem fosfaatverzadigd? In welke mate is fosfaat beschikbaar voor vegetatie? Zie ook het thema Bodem op deze site.

Informatiebronnen zijn onder andere LGN-kaart, luchtfoto’s of topkaarten, beheertypen in het gebied en veldbezoek met eventueel boringen en een laboratoriumanalyse.

Historische context

Een analyse van de historische hydrologische situatie op basis van oude kaarten, gegevens en veldnamen kan vaak veel vertellen over de huidige hydrologie en de herstelmogelijkheden van een gebied.

Informatiebronnen zijn historische kaarten, cultuurhistorische atlas, rood-blauw-kaarten, ruilverkavelingsrapporten en veldonderzoek. Op standplaatsniveau kan lokaal kaartmateriaal voor aanvulling zorgen, vaak aanwezig bij historische verenigingen of heemkundekringen.


Voorbeeld van een rood-blauwkaartvan de Vecht. Deze geeft een goed beeld van de natte en droge plekken in het terrein.
 Bron: www.kaartopmaat.wur.nl

Biotische factoren: planten en dieren

Voorgaande milieucompartimenten betreffen vooral abiotische processen of (biotische) indicatoren daarvan. De biotiek op zichzelf is echter ook een belangrijke sturende factor, denk aan herbivorie, bestuiving, strooiselafbraak en predatie. Ook zegt het iets over de geschiktheid als leefgebied. Daarom zijn inventarisaties van planten- en diersoorten ook van belang in de analyse. Wat is bekend over de vroegere en huidige verspreiding van soorten, in relatie tot de functie en kwaliteit van het geid voor die soort (broeden, foerageren, rust, overwintering)? Wat is de omvang en kwaliteit van populaties?

Informatiebronnen zijn bijvoorbeeld specifieke inventarisaties uit het verleden, of gegevens uit bijvoorbeeld de NDFF.

Zie ook Herstel van biodiversiteit en landschapsecologische relaties in het natte zandlandschap – Landschapsanalyse, pagina 28.

Synthese en praktijkcase

Na de analyse: synthese van alle informatie

Om de verzamelde informatie met elkaar in verband te brengen te begrijpen is een goede synthese nodig. De synthese bestaat uit vier stappen:

  • blokdiagram
  • tijdlijn
  • waterbalans
  • evaluatie

Wees bewust van de variatie in schaalniveau en detailniveau van de verzamelde informatie.

Blokdiagram
Een blokdiagram (of doorsnede) geeft de relatie tussen bodemopbouw, grondwaterstroming, oppervlaktewater en vegetatie weer.


Voorbeeld van een blokdiagram, van een beekdalgedeelte van het Rolderdiep bij Anderen (Drenthe) Bron: Everts en de Vries 1991

Tijdlijn
Een instrument dat in landschapsbiografieën wordt gebruikt om informatie overzichtelijk te presenteren, is de tijdlijn. Gebruik daarbij beeldmateriaal en geef de belangrijkste componenten, zichtbaar
of niet, aan.


Voorbeeld van een tijdlijn, behorende bij landschapsbiografie IJsselpoort. Bron: website Rivierklimaatpark IJsselpoort

Waterbalans
Waar in het blokdiagram de hydrologische interacties ruimtelijk worden aangegeven, worden ze in een waterbalans gekwantificeerd. Dat geeft informatie over de herstelkansen van een natuurgebied. In het geval van bijvoorbeeld een trilveen helpt een waterbalans om te bepalen of voldoende kwelflux aanwezig is. Een waterbalans geeft ook belangrijke informatie over verhoudingen tussen verschillende posten, essentieel wanneer er bijvoorbeeld naast kwel en infiltratie ook onttrekking of waterinlaat plaatsvindt.


Voorbeeld van een gekwantificeerde waterbalans voor het stroomgebied van de Oude Leij in 2015
 (Waterschap Brabantse Delta) Bron: Handboek Ecohydrologische Systeemanalyse beekdalen

Evaluatie
Als de globale analyse compleet is, wordt duidelijk of nadere detaillering nodig is om (beleids)vragen te beantwoorden. Vervolganalyse op regionaal of lokaal niveau kan nodig zijn. Het is een proces dat pas eindigt als alle vragen beantwoord zijn.

Vragen die hierbij kunnen helpen:

  • Is er voldoende inzicht in de hydrologie en dominante hydrologische processen?
  • Zijn de positionele en conditionele relaties van het te onderzoeken object voldoende bekend voor beantwoording van de beleidsvraag?
  • Weet je zeker dat je niet door verkeerde veronderstellingen verkeerde maatregelen voorstelt?
  • Wat zijn de kansen en beperkingen voor herstel?
  • Heb je een goed beeld van ‘geen spijt’-maatregelen?

Praktijkcasus

Ecohydrologische systeemanalyse Aamsveen

Een goed voorbeeld van een landschapsecologische systeemanalyse die nieuwe inzichten heeft gegeven over het functioneren van het systeem, en daarmee over de te nemen maatregelen, is die van het Aamsveen.
Deze lesa laat zien dat kennis over de ontstaansgeschiedenis van het hele gebied, van cruciaal belang is voor het begrijpen van het functioneren van delen ervan. In dit geval met name die van de lagg, de grondwatergevoede overgang van het veen, tussen het daadwerkelijke hoogveen en de stuwwal.

De LESA van het Aamsveen maakte veel duidelijk over de werking van het hoogveenlandschap en de benodigde maatregelen voor de randzone, de zogenoemde lagg. 

Huidige situatie

De beheerder zag in eerste instantie vooral een heischraal grasland dat verzuurde, waarschijnlijk door afstromend zuur regenwater vanuit het herstellende hoogveen (waarvoor enkele jaren ervoor juist maatregelen waren genomen die regenwater moeten vasthouden). Als herstelmaatregel voor de heischrale graslanden in de lagg werd voorgesteld regenwater af te voeren door begreppeling. Een nadere beschouwing van het oorspronkelijke totale hoogveenlandschap, bracht echter andere inzichten.

Ontstaansgeschiedenis

Paleo-ecologische onderzoek gaf inzicht in vroegere begroeiing, het plaatsen van peilbuizen en het maken van isohypsenkaarten maakten grondwaterstromen inzichtelijk en grondboringen in het veen gaven een beeld van het onderliggende zandpakket. Hieruit kon de ontstaansgeschiedenis en het oorspronkelijk functioneren van het systeem worden gereconstrueerd.

Het hoogveen is oorspronkelijk ontstaan als grondwatergevoed veen. Het ligt in een kom op een heel dun zandpakket, de keileem die eronder ligt is heel basenrijk. Op een gegeven moment werd de invloed van regenwater dominant boven grondwaterinvloed, en ontstond een hoogveen. Door de groei van het hoogveen werd het veenpakket dikker en zwaarder en kwam er meer druk op het zandpakket met het basenrijke water erin, waardoor dat water ging uittreden in de lagg. Het hoogveen heeft bij het uitgroeien de lagg steeds verder naar de randen van die laagte gedrukt.

Ontstaansgeschiedenis Aamsveen 

Historische beschrijvingen

Historische vegetatiebeschrijvingen uit begin en halverwege twintigste eeuw laten ook zien dat het heischraalgrasland eigenlijk een verdrogingsstadium van een alkalisch laagveen betreft. Rond de 1900 bestond het nog uit zeggemoerassen, maar door ontwatering veranderde het langzaam via blauwgrasland in heischraal grasland.

Nieuwe kijk op huidige situatie

Dit geeft ook een nieuwe kijk op de huidige situatie. Niet afstromend regenwater vanuit het hoogveen zorgde voor verzuring van de lagg, maar de afgenomen druk die het kalkrijke grondwater van oudsher aan het maaiveld bracht was verdwenen door afgraving en oxidatie van het hoogveen enerzijds, en ontwatering van de lagg anderzijds. Met andere woorden: juist herstel van het hoogveen kan de vroegere situatie herstellen en daarmee de voeding van de lagg met basenrijk water. Intussen wordt de afvoer van water verkleind onder andere door aanpassing van de Glanerbeek, die het kleine beetje resterende basenrijke water direct afvoert. In samenwerking met Duitsland wordt een LIFE-aanvraag opgesteld voor grensoverschrijdend hoogveenherstel.

Lees meer in Ecohydrologische systeemanalyse Aamsveen

Form Titel

EcaecessiGa. Nequi omniam, soluptatur aut aut eos ium que quis nos et, si quam, odi veligen din perum reror as ullacerume vent lacipis di seque offic tempercidem eturemp elibusdae net ut aut eosandae nient que inullor epudaecab ipid que mod quia digende rferia ad ent alibusti ut es ut iliquatem fuga. Sitatus sitinturest, odic to consequam imus, inte nullestio.

Je naam(Vereist)

Gerelateerde OBN onderzoeken

Grip op beekslib

- apr 2024

Gerelateerde overige publicaties

Helaas, geen gerelateerde publicaties gevonden.

Gerelateerde activiteiten

Komende activiteiten

20 mrt 2025Webinar

Ophogen beekbodems

Afgeronde activiteiten

18 apr 2024Webinar

Natuur en stikstof: doen wat moet en kan