Natuurinclusieve landbouw
Een manier om de druk op natuurgebieden vanuit de landbouw te verminderen is door natuurgebieden te ‘omringen’ met een schil van natuurinclusieve landbouw (NiL). In plaats van dat natuur en landbouw recht tegenover elkaar staan worden akkers en weilanden op deze manier onderdeel van het systeem. Natuurgebieden profiteren van minder emissies van voedingsstoffen (stikstof, fosfaten) en gewasbeschermingsmiddelen vanuit de landbouw. Daarnaast ontstaan er allerlei kruisbestuivingen op de grens van landbouw en natuur, bijvoorbeeld doordat (N2000) soorten vanuit de natuurgebieden op de natuurinclusieve akkers naar voedsel zoeken. Natuurinclusieve landbouwbedrijven profiteren bij deze opzet van de nabijheid van bronpopulaties van soorten in de natuurgebieden.
Basiskwaliteit natuur
Het huidige natuurbeleid richt zich voornamelijk op het herstel van soorten en habitats in natuurgebieden. De focus ligt daar vooral op soorten van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Echter, door versnippering, vermesting, vervuiling en verdroging is de kwaliteit buiten deze natuurgebieden afgenomen en gaan ook de algemene soorten achteruit. Basiskwaliteit Natuur richt zich daarom op het behoud en herstel van algemene soorten in het landelijk gebied (en de stad). Dit herstel vindt plaats door in een gebied samen te werken aan het verbeteren van de abiotische condities en aan inrichting en beheer van leefgebieden voor soorten die kenmerkend zijn voor het landschap.
Natuurinclusieve akkerbouw
Akkerbouwgebieden vormen een belangrijk leefgebied voor allerlei planten en dieren. Met veel van die soorten gaat het niet goed: niet alleen de typische boerenlandsoorten hebben het moeilijk, ook steeds meer algemene soorten gaan achteruit.
Om het tij te keren is het belangrijk dat er in akkerbouwgebieden natuurinclusieve maatregelen worden getroffen. Akkerbouwers spelen daarin een sleutelrol, maar zij kunnen dat niet alleen. Gemeente, waterschap, provincies, ketenpartijen en agrarische collectieven moeten daarin gezamenlijk optrekken. De maatregelen voor het verbeteren van de biodiversiteit gaan over de teeltwijze en het bouwplan, maar ook over de inrichting en beheer van het gebied. Welke maatregelen het beste passen in een gebied, hangt af van het landschap en de situatie.
Landschapstypen
In Nederland worden dertien agrarische cultuurlandschappen onderscheiden. In tien van deze landschapstypen, die verspreid voorkomen in verschillende delen van het land, vindt akkerbouw plaats.
Deze landschapstypen verschillen onderling sterk van elkaar als het gaat om ontstaan en ontginning en verdere ontwikkeling van het landschap en zijn daardoor onderscheidend qua schaal, mate van openheid, reliëf, bodemgesteldheid, wijze van verkaveling en de beschikbaarheid van water. Deze omstandigheden zijn van invloed op de intensiteit van de akkerbouw en spelen een rol bij de gewaskeuze in de specifieke landschapstypen.
![]() | ![]() | ![]() |
GeestgrondenDe geestgronden vormen een kleinschalig, afwisselend en licht golvend landschap dat rijk is aan houtige elementen. Dit landschapstype is te vinden in de kustzone van Noord- en Zuid-Holland en in Friesland op zandkoppen die boven het veen uitsteken. ->Meer over geestgronden ->Naar de tool | WaddeneilandpoldersWaddeneilandpolders zijn laaggelegen, vlakke en open polders die zijn ontstaan door inpoldering van kwelders op de Waddeneilanden. Door ruilkaveling zijn de meeste polders steeds grootschaliger geworden. ->Meer over waddeneilandpolders ->Naar de tool | ZeekleipoldersZeekleipolders vormen een uitgestrekt, grootschalig, vlak en open landschap dat is ontstaan door inpoldering van zeekleiafzettingen. Dit landschapstype is te vinden in het Noordelijk en Zuidwestelijk zeekleigebied en in de droogmakerijen in Noord- en Zuid-Holland. ->Meer over zeekleipolders ->Naar de tool |
![]() | ![]() | ![]() |
IJsselmeerpoldersDe IJsselmeerpolders vormen een grootschalig, vlak en open landschap. De polders zijn ontstaan door drooglegging van delen van het IJsselmeer. In Flevoland gaat het om de Zuidelijke en Oostelijke Flevopolder en de Noordoostpolder, in Noord-Holland om de Wieringermeerpolder. ->Meer over ijsselmeerpolders ->Naar de tool | Kommen en OeverwallenKommen en oeverwallen vormen een kleinschalig, halfopen landschap langs de grote rivieren (Rijn, Maas en IJssel), dat een grote variatie laat zien tussen de hoger gelegen stroomruggen en de lagere gelegen kommen. Houtige elementen zijn vooral op de oeverwallen aanwezig. ->Meer over kommen en oeverwallen ->Naar de tool | VeenkoloniënDe veenkoloniën vormen een grootschalig, laaggelegen, vlak en open landschap dat is ontstaan na het afgraven van veen. Dit landschapstype is op grote schaal aanwezig in Drenthe en Groningen, op kleinere schaal ook in delen van Friesland, Overijssel en in de Peel. ->Meer over veenkoloniën ->Naar de tool |
![]() | ![]() | ![]() |
HeideontginningenNa ontginning van droge en natte heide en bos is een halfopen cultuurlandschap ontstaan met een afwisseling tussen akkers, grasland en kleinere en grotere bosgebieden. Heideontginningen zijn vooral te vinden in Drenthe, Overijssel, Gelderland, Brabant en Limburg. ->Meer over heideontginningen ->Naar de tool | BeekdalenHet beekdalenlandschap ligt langs kleine beken en rivieren op zandgronden in Drenthe, Overijssel, Gelderland, Brabant en Limburg. Het is een zeer gevarieerd landschap met natuurlijke waterlopen, weilanden, akkers, houtige elementen en bos. ->Meer over beekdalen ->Naar de tool | HoevelandschapHet hoevelandschap is een kleinschalig, zwak golvend en zeer gevarieerd landschap dat voorkomt in de Achterhoek, Twente en Drenthe en in delen van Noord-Brabant. In dit landschapstype wisselen hoge, bolle kampen, enken of essen zich af met lagergelegen graslanden, beken en rivieren en diverse houtige elementen. ->Meer over hoevelandschap ->Naar de tool |
![]() | ||
HeuvellandDit landschapstype komt alleen voor in Zuid-Limburg, waar een hoog plateau is doorsneden door rivieren en beken en hoogteverschillen worden overbrugd door geleidelijke gradiënten, rivierterrassen en steilranden. Het landschap is deels open, deels meer besloten door de aanwezigheid van veel houtige elementen. ->Meer over heuvellandschap ->Naar de tool | ||
Diergroepen
Verschillende Basiskwaliteit Natuursoorten kunnen worden bevorderd door in de akkerbouw maatregelen te nemen die voldoen aan de habitateisen van deze soorten. Soorten die een rol spelen in het bodemleven, de bestuiving en de natuurlijke plaag, kunnen teelten ondersteunen en worden daarom ook aangeduid als functionele agrobiodiversiteit. Door het kiezen van passende natuurinclusieve maatregelen kunnen nog veel meer soorten worden versterkt, Basiskwaliteit Natuursoorten die kenmerkend zijn voor zowel agrarische cultuurlandschappen en als de nabije natuurgebieden.
Maatregelen
In een gebied kunnen veel natuurinclusieve maatregelen worden genomen. In de akkerbouw kunnen telers bij het nemen van productieve maatregelen de effecten van deze maatregelen op soortgroepen meewegen.
Productieve maatregelen hebben betrekking op gewaskeuze, teeltsystemen, vruchtwisseling, bemesting, bodembewerking, omgaan met ziekten en plagen en watergebruik. Zowel telers als andere gebiedspartijen kunnen ook niet-productieve maatregelen nemen om te werken aan een voor soorten gunstige inrichting en beheer van het gebied. Er is keuze uit lijnvormige elementen, die onderdeel uitmaken van de groene en blauwe dooradering, en verschillende vlakdekkende elementen.
![]() | ![]() | ![]() |
GewaskeuzeHet jaarlijkse akkerbouwplan heeft direct effect op het verdienmodel én op de diversiteit aan gewassen en dus ook op de biodiversiteit. Lees meer over het effect van gewaskeuze op soorten | TeeltsystemenTeeltsystemen zijn gekoppeld aan de gewassen in het bouwplan, de mechanisatie en de afzet. Het gekozen teeltsysteem heeft ook effect op de biodiversiteit. Lees meer over het effect van teeltsysteem op soorten | VruchtwisselingEen goed uitgekiende vruchtwisseling is de basis voor een natuurinclusieve bedrijfsvoering, met gunstigfe effecten op de biodiversiteit van akkers. Lees meer over het effect van vruchtwisseling op soorten |
![]() | ![]() | ![]() |
BemestingOm gewassen te telen dient de bodemvruchtbaarheid op peil gehouden te worden, als voeding voor het bodemleven en de gewassen. De soort bemesting en de wijze van toepassing ervan hebben invloed op de biodiversiteit. Lees meer over het effect van bemesting op soorten | BodembewerkingBodembewerkingen zijn nodig om akkers zaaiklaar te maken en om onkruiden te onderdrukken. Het is een uitdaging om dit op natuurinclusieve wijze uit te voeren. Lees meer over het effect van bodembewerking op soorten | Ziekten en plagenOm gewassen gezond te houden worden vaak, zowel preventief als curatief, bestrijdingsmiddelen (pesticiden) ingezet. Deze hebben hun weerslag op het milieu en vaak ook op non-target soorten. Lees meer over de invloed van ziekte- en plaagbestrijding op soorten |
![]() | ![]() | ![]() |
WaterMinder wateronttrekking voor de landbouw komt ten goede aan natuur. Waterbesparende irrigatie, waterberging en de keuze voor gewassen die minder water vragen, dragen daar positief aan bij. Lees meer over het effect van water(besparing) op soorten | Blauwe dooraderingNiet alleen de sloten zelf, ook de taluds en slootkanten, zijn voor veel soorten flora en fauna een belangrijk leefgebied. Van een goede inrichting en beheer van de blauwe dooradering kunnen verschillende soorten profiteren. Lees meer over het effect van blauwe dooradering op soorten | Groene dooraderingAkkerranden, houtsingels, hagen en bomenrijen vormen vaak verbindingen waarlangs soorten zich kunnen verplaatsen. Van een goede inrichting en beheer van de groene dooradering kunnen verschillende soorten profiteren. Lees meer over het effect van groene dooradering op soorten |
![]() | ||
Vlakdekkende elementenVlakdekkende elementen hebben een aangepast beheer van (delen van) percelen, zodat de nesten van grondbroedende vogels niet verstoord worden, er bijzonder akker-flora kan ontwikkelen of overwinterende vogels er zaden kunnen vinden. Lees meer over het effect van vlakdekkende elementen op soorten | ||
Kansentabel natuurinclusieve akkerbouw
De kansentabel is een grafische weergave van de verwachte effecten van 42 maatregelen op 15 soortgroepen die in akkerbouwgebieden voorkomen. De verwachte effecten zijn gebaseerd op wetenschappelijke literatuur, grijze literatuur en expert judgement van soortenexperts. Voor iedere maatregel is het effect ingeschat door te kijken naar de 4 V’s van de soortgroep (voedsel, voortplanting, veiligheid, verplaatsing). De effectiviteit van de maatregel is uitgedrukt in een symbool en cijfer op die soortgroep. Dat is gedaan door het te vergelijken met gangbare akkerbouw in een gebied met weinig landschapselementen.
- Donkergroen heeft de score +2: een positief effect op tenminste 2 van de 4 V’s van die soortgroep
- Lichtgroen heeft de score +1: een positief effect op tenminste 1 van de 4 V’s van die soortgroep
- Wit heeft de score 0: een neutraal effect
- Rood (omrand) heeft de score -1: een negatief effect op tenminste 1 van de 4 V’s van die soortgroep
Kansentabel
Interactieve tool Natuurinclusieve akkerbouw
De interactieve tool is ontwikkeld om akkerbouwers en gebiedspartijen op weg te helpen met het kiezen van de juiste maatregelen. De tool is gebaseerd op de ‘Kansentabel natuurinclusieve akkerbouw’ en is bedoeld om bij te dragen aan de gedachtenvorming. Iedere maatregel heeft voordelen (biodiversiteit) en nadelen (gederfde inkomsten of kosten). In de tool komen deze kort aan bod.
Niet alle maatregelen zijn passend in ieder landschapstype. Zo worden sommige opgaande landschapselementen niet meegeteld in de open akkerbouwgebieden.
- In de tool wordt de maximale score voor de gekozen soortgroep berekend door alle positieve scores die passend zijn in een landschapstype bij elkaar op te tellen.
- Vervolgens wordt de score berekend van de maatregelen die al toegepast worden in het gebied.
- Door de som van de maatregelen te delen door de maximale score voor het landschapstype, wordt het percentage vastgesteld.
- In het resultaat staan suggesties voor aanvullende maatregelen. Dit zijn maatregelen die in de kansentabel een positief effect op die soortgroep aangeeft.
-> Je start de interactieve tool via het tabblad ‘Landschapstypen’.
Berekening van de totaalscore
Bij gebruik van de toolbox wordt eerst een landschapstype gekozen en vervolgens een soortgroep. Daarna worden maatregelen geselecteerd die in het gebied al worden genomen. Elke maatregel levert een score op van -1, 0, +1 of +2 overeenkomstig de scores en kleuren in de kansentabel. Na de laatste vraag wordt het totaal aantal behaalde punten berekend. Deze score wordt meteen vergeleken met het aantal punten dat in het gekozen landschapstype maximaal behaald zou kunnen worden. Het aandeel van de behaalde punten in de maximaal te behalen score wordt uitgedrukt in een percentage.
Rekenvoorbeeld:
Een gebruiker die hommels als soortgroep heeft geselecteerd kan, in een landschapstype waarin alle 42 maatregelen passend zijn, maximaal 35 punten behalen. Dit maximale aantal punten wordt alleen behaald als alle maatregelen die positief zijn voor hommels ook daadwerkelijk in het gebied worden genomen. Geeft een gebruiker aan dat een deel van deze maatregelen in het gebied getroffen worden, die bij elkaar goed zijn voor 15 punten, dan is de toolbox zo geprogrammeerd dat het percentage als volgt kan worden berekend: 15/35*100. De totaalscore van deze gebruiker bedraagt dan 43% van de maximaal te behalen score.
De kansentabel en de tool zijn ontwikkeld door het Louis Bolk Instituut, CLM Onderzoek en Advies, BoerenNatuur, Kenniscentrum Akkervogels en de Vlinderstichting i.s.m. OBN.